ECLI:NL:RBDHA:2024:20630

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
NL24.38097
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser met de Armeense nationaliteit. De minister van Asiel en Migratie had op 1 oktober 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat ook als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 7 oktober 2024 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld, waaronder de stelling dat hij niet op de hoogte was gesteld van de inhoud van de maatregel in een begrijpelijke taal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de maatregel van bewaring heeft opgelegd met de nodige gronden, en dat eiser niet tijdig heeft gereageerd op eerdere besluiten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was, ondanks het gebrek in de informatievoorziening. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 14 oktober 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.38097
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. S. Faber),

en

de minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. S. Faddach).

Procesverloop

Bij besluit van 1 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet ook worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 7 oktober 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen S. Andresian. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Armeense nationaliteit heeft en geboren is op [geboortedatum] 1999.
De informatieplicht uit artikel 5.3 van het Vb
2. Eiser heeft ter zitting aangevoerd dat de minister niet in overeenstemming met artikel 5.3, eerste lid, laatste volzin, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) heeft gehandeld, omdat hij niet schriftelijk en in een taal die hij verstaat op de hoogte is gesteld van de inhoud van de maatregel.
3. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in de uitspraak van 15 november 20231 uiteengezet dat uit artikel 5.3, eerste lid, derde zin, van het Vb volgt dat de informatie genoemd in die bepaling schriftelijk in een taal die de
vreemdeling verstaat moet worden gegeven. Niet is gebleken dat eiser schriftelijk en in een taal die hij begrijpt op de hoogte is gesteld van de redenen van zijn bewaring. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de vereiste mededelingen niet zijn gedaan, waardoor niet (volledig) is voldaan aan de uit artikel 5.3, eerste lid, derde zin, van het Vb voortvloeiende informatieplicht. Dit betekent dat sprake is van een gebrek. De minister heeft zich echter terecht op het standpunt mogen stellen dat dit gebrek niet maakt dat de
daaropvolgende bewaring onrechtmatig is, nu de ernst van het gebrek niet opweegt tegen de belangen die met de bewaring zijn gediend. Niet is gebleken dat eiser, omdat hij niet door de minister schriftelijk en in een taal die hij verstaat de redenen van zijn bewaring heeft medegedeeld, is geschaad in zijn belangen. De rechtbank overweegt in dit verband dat eiser direct voorafgaand aan het opleggen van de maatregel van bewaring en in het bijzijn van een tolk is meegedeeld op welke gronden de maatregel zal worden opgelegd. Ook is hem meegedeeld dat hij recht heeft op consulaire bijstand. Verder heeft hij gebruik gemaakt van gratis rechtsbijstand en is namens hem tijdig beroep ingesteld. De beroepsgrond slaagt niet.
De grondslag van de maatregel van bewaring
4. Eiser voert aan dat de minister de maatregel van bewaring niet tijdig heeft omgezet. De asielaanvraag van eiser is op 28 september 2024 afgewezen, waarna
de maatregel pas op 1 oktober 2024 is omgezet van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 naar artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000.
5. Deze beroepsgrond slaagt niet omdat een en beroep op niet tijdige omzetting moet worden gedaan tegen de maatregel waarvan wordt gesteld dat die ten onrechte te laat is omgezet.2
De gronden van de maatregel van bewaring
6. In de maatregel van bewaring heeft de minister overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. De minister heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer; en als lichte gronden vermeld dat eiser:
2 Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 januari 2018, (ECLI:NL:RVS:2018:67).
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
7. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden niet heeft betwist. De rechtbank is van oordeel dat de gronden en de motivering daarvan de maatregel van bewaring kunnen dragen.
Ambtshalve toetsing
8. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. Op grond van de stukken en wat op de zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van K.L.H. Thomas, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
14 oktober 2024

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.