ECLI:NL:RBDHA:2024:20566
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 23 augustus 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 10 september 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Spanje gedaan, waarop Spanje niet tijdig heeft gereageerd, wat wordt gezien als aanvaarding van het verzoek.
Eiser heeft aangevoerd dat er twijfels zijn over het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Spanje, omdat hij zijn asielaanvraag daar niet inhoudelijk heeft kunnen indienen en geen opvang heeft gekregen. De rechtbank oordeelt echter dat de minister in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat eiser niet heeft aangetoond dat hij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.