ECLI:NL:RBDHA:2024:20566

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 september 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
NL24.33649
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 23 augustus 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 10 september 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Spanje gedaan, waarop Spanje niet tijdig heeft gereageerd, wat wordt gezien als aanvaarding van het verzoek.

Eiser heeft aangevoerd dat er twijfels zijn over het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Spanje, omdat hij zijn asielaanvraag daar niet inhoudelijk heeft kunnen indienen en geen opvang heeft gekregen. De rechtbank oordeelt echter dat de minister in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat eiser niet heeft aangetoond dat hij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.33649
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

de minister van asiel en migratie, (gemachtigde: W. Epema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 23 augustus 2024 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 10 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om terugname gedaan. Spanje heeft hierop niet tijdig gereageerd. Dat staat gelijk aan het aanvaarden van het verzoek.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Kan ten aanzien van Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan?
5. Eiser stelt dat ten aanzien van Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. Eiser heeft Spanje verlaten, omdat zijn asielaanvraag niet inhoudelijk behandeld is. De aanvraag van eiser is afgewezen, terwijl hij nooit zijn relaas heeft kunnen doen. Daarnaast heeft eiser nooit opvang gehad en heeft hij zelf onderdak moeten bekostigen, alsmede een advocaat. In dit verband verwijst eiser naar het AIDA-rapport 2023, update 2024, waarin ook zorgen worden geuit over de opvangvoorzieningen in Spanje. De minister dient in ieder geval vooraf na te gaan of eiser dit keer wel opvang en rechtsbijstand krijgt en of zijn asielaanvraag nu wel inhoudelijk behandeld wordt. Eiser verwijst nog naar de uitspraak van de Afdeling van 24 augustus 2024, waarin zij een voorlopige voorziening toewijst om de overdracht naar Spanje tegen te gaan.2 Dit kan volgens eiser worden gezien als aanwijzing dat de Afdeling twijfels heeft over het interstatelijk vertrouwen ten aanzien van Spanje.
6. De rechtbank overweegt dat de minister in zijn algemeenheid ten aanzien van Spanje mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit heeft de Afdeling in de uitspraak van 24 juni 2024 nog bevestigd.3 Het is daarom in beginsel aan eiser om aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Spanje, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Spaanse autoriteiten, een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 Handvest. Daarvan is sprake in het geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat er structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem zijn, die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken, zoals neergelegd in het arrest Jawo. Eiser is hier niet in geslaagd.
7. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat ten aanzien van Spanje niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. In de uitspraak van de Afdeling4 is geoordeeld dat het AIDA-rapport 2023, ten aanzien van de opvangvoorzieningen, geen wezenlijk andere beeld schetst dan waar de Afdeling eerder al over heeft geoordeeld. De rechtbank kan de minister volgen in zijn standpunt dat voor zover de Spaanse autoriteiten in een eerdere asielprocedure niet hebben gehandeld volgens internationale verplichtingen eiser dit in Spanje had moeten aankaarten. Niet is gebleken dat eiser dit heeft gedaan. De minister behoefte geen garanties te vragen aan de Spaanse autoriteiten nu uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en er geen omstandigheden zijn genoemd die hiertoe aanleiding geven. De rechtbank ziet in de omstandigheid dat de Afdeling een voorlopige voorziening heeft toegewezen, geen aanwijzing of reden dat ten aanzien van Spanje niet meer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van zijn proceskosten krijgt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van K.L.H. Thomas, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
19 september 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.