ECLI:NL:RBDHA:2024:2056
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een WIA-uitkering aan eiseres, die zich op 18 oktober 2019 ziek meldde met diverse lichamelijke klachten. Eiseres ontving aanvankelijk een uitkering op grond van de Werkloosheidswet en later op basis van de Ziektewet. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering op 18 november 2021, heeft het Uwv deze aanvraag afgewezen, omdat eiseres volgens hen geen recht had op een uitkering. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen beoordeeld en geconcludeerd dat de rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen en geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiseres voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar beperkingen, maar de rechtbank oordeelde dat er geen objectieve medische aandoeningen waren die haar beperkingen op het gebied van zitten en staan overtuigend konden onderbouwen. De rechtbank heeft de conclusie van de verzekeringsarts b&b gevolgd en vastgesteld dat eiseres op de datum in geding (15 oktober 2021) minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres en bepaald dat het griffierecht aan eiseres wordt vergoed.