ECLI:NL:RBDHA:2024:2056

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
AWB - 22 _ 8291
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een WIA-uitkering aan eiseres, die zich op 18 oktober 2019 ziek meldde met diverse lichamelijke klachten. Eiseres ontving aanvankelijk een uitkering op grond van de Werkloosheidswet en later op basis van de Ziektewet. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering op 18 november 2021, heeft het Uwv deze aanvraag afgewezen, omdat eiseres volgens hen geen recht had op een uitkering. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen beoordeeld en geconcludeerd dat de rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen en geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiseres voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar beperkingen, maar de rechtbank oordeelde dat er geen objectieve medische aandoeningen waren die haar beperkingen op het gebied van zitten en staan overtuigend konden onderbouwen. De rechtbank heeft de conclusie van de verzekeringsarts b&b gevolgd en vastgesteld dat eiseres op de datum in geding (15 oktober 2021) minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres en bepaald dat het griffierecht aan eiseres wordt vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/8291

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K. Aslan),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

In het besluit van 25 januari 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder per 15 oktober 2021 eiseres een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) geweigerd.
In het besluit van 28 november 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 januari 2024. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

Wat vooraf ging aan deze procedure
1.1
Eiseres werkte voorheen als medewerker boeketten voor gemiddeld 37,25 uur per week. Op 18 oktober 2019 meldde zij zich ziek met lichamelijke klachten (linkerheupklachten, eczeem aan (onder meer) de handen en een niet genezende wond aan het linker onderbeen). Eiseres ontving op dat moment een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Eiseres heeft ook last van rug- en beenklachten, klachten aan de rechterwijsvinger en de linkerduim, hartklachten, doofheid, hypertensie, diabetes mellitus type 2 en morbide obesitas waarvoor zij inmiddels een maagverkleining heeft ondergaan. Per 17 januari 2020 ontving eiseres een uitkering op grond van de Ziektewet. Op
18 november 2021 heeft zij een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend.
1.2
Na deze aanvraag is eiseres gezien door een arts van het Uwv. Deze arts heeft beperkingen aangenomen en die vastgelegd in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige een aantal functies geselecteerd die eiseres met haar beperkingen zou kunnen verrichten. Met die functies is er geen verlies aan verdiencapaciteit, zodat eiseres volgens verweerder geen recht heeft op een WIA-uitkering.
1.3
In bezwaar heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) de belastbaarheid van eiseres heroverwogen. Deze arts ziet aanleiding om af te wijken van het medisch oordeel van de eerste arts. Hij vindt dat eiseres beperkter is. Daarom is er een gewijzigde FML opgesteld. De arbeidsdeskundige b&b heeft aan de hand van deze FML het CBBS geraadpleegd, waarbij voldoende functies konden worden geselecteerd. Deze functies zijn hetzelfde of liggen in het verlengde van de functies die de eerste arbeidsdeskundige had geselecteerd. Er is nog steeds geen verlies aan verdiencapaciteit. Hierna heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Standpunt van eiseres
2. Eiseres voert aan dat de eerste arts en de verzekeringsarts b&b ten onrechte geen beperkingen in de FML hebben aangenomen voor de onderdelen zitten en staan. Zij stelt bij beide artsen duidelijk verklaard te hebben dat zij door morbide obesitas rug- en beenklachten heeft ontwikkeld, waardoor zij niet in staat is om langere tijd achter elkaar te zitten en te staan. Ook bij de hoorzitting heeft eiseres dit naar voren gebracht. De verzekeringsarts b&b is hier in zijn rapport in bezwaar niet op in gegaan. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting gewezen op het feit dat bij het röntgenonderzoek van de orthopedisch chirurg in maart 2022, degeneratieve afwijkingen aan de lage rug zijn vastgesteld. Volgens eiseres is het mogelijk dat de rug- en beenklachten deels ook met deze afwijkingen verband houden.
De gemachtigde is het niet eens met het standpunt van de verzekeringsarts b&b (verwoord in het nadere rapport van 14 april 2023) dat deze slijtage geen klinische betekenis heeft bij een 52-jarige vrouw en dat de morbide obesitas haar rond de datum in geding niet extra beperkt heeft voor het zitten en staan. Hij wijst er in dit verband op dat de rug- en beenklachten wel tot beperkingen voor anders items in de FML hebben geleid. Daarbij komt dat eiseres voor deze klachten ook een sterke pijnstiller (tramadol) heeft moeten slikken.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat het beoordelingsmoment van de medische toestand van eiseres 15 oktober 2021 is. Dit is de datum in geding. Voor de beoordeling zijn verder alleen de beperkingen van eiseres die het gevolg zijn van medisch objectiveerbare ziektes of gebreken van belang.
4.1
Verweerder heeft zijn besluiten gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Hij mag die rapporten volgen als aan drie voorwaarden is voldaan. De rapporten moeten dan:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
- voldoende begrijpelijk zijn.
4.2
Als eiseres van mening is dat een rapport niet aan deze voorwaarden voldoet, dan moet zij uitleggen waarom zij dat vindt. Als eiseres het niet eens is met de beoordeling van de verzekeringsartsen, dan moet zij informatie van een andere arts inbrengen waaruit blijkt dat de beoordeling onjuist is. Het is niet genoeg als eiseres alleen haar gezondheidsklachten noemt.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
5.1
De eerste arts heeft onder supervisie van een verzekeringsarts op 24 december 2021 een rapport opgesteld, waarin de onderzoeksbevindingen staan vermeld. Zij heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Eiseres is ook door de arts op het spreekuur gezien, waarbij zij psychisch en lichamelijk is onderzocht.
De verzekeringsarts b&b heeft het standpunt van de eerste arts in zijn rapport van 18 november 2022 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd en eiseres op de hoorzitting gezien. Ook heeft hij medische informatie bij de huisarts opgevraagd en ontvangen. Bij de informatie van de huisarts zaten diverse specialistenberichten gevoegd. Hiervan heeft de verzekeringsarts b&b kennis genomen.
5.2
De verzekeringsarts b&b heeft alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in zijn beoordeling. Gelet op zijn onderzoeksactiviteiten en gezien de medische informatie waarover hij beschikte, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een zorgvuldig onderzoek.
De medische beoordeling
6.1
In wat eiseres aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts b&b met betrekking tot de voor haar vastgestelde beperkingen. Eiseres vindt dat zij ook beperkt is voor staan en zitten, maar er zijn geen objectiveerbare medische aandoeningen die overtuigend beperkingen op dit vlak met zich meebrengen. De rechtbank leidt dit met name af uit het nadere rapport van de verzekeringsarts b&b van 14 april 2023, waarin de verzekeringsarts b&b dit standpunt op heldere wijze heeft gemotiveerd. Hij heeft opgemerkt dat de in maart 2022 op een röntgenfoto geziene degeneratieve bevindingen aan de lage rug (slijtage) geen klinische betekenis hebben, gelet op de leeftijd van eiseres. Ook is onderzoek aan de knie niet afwijkend geweest. De morbide obesitas zal eiseres op de datum in geding niet beperkt hebben voor het zitten en ook niet overtuigend voor het kunnen staan. Er was geen contra-indicatie voor bewegen. De belastbaarheid is aangescherpt in bezwaar. Hiermee is volgens de verzekeringsarts b&b voldoende rekening gehouden met de klachten die eiseres rond de datum in geding had. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten om dit onjuist te achten, mede omdat eiseres in beroep geen aanvullende medische onderbouwing heeft gegeven bij haar stelling over de lichamelijke klachten.
6.2
De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van de conclusie van de verzekeringsarts b&b en de door hem opgestelde gewijzigde FML van 18 november 2022. Eiseres is hierin door de verzekeringsarts b&b aanvullend beperkt geacht voor buigen, torderen, gebogen en/of getordeerd actief zijn, bovenhands werken en werk zonder verhoogd persoonlijk risico, waarmee, bij dit laatste item, rekening is gehouden met het tramadol gebruik. Verder is eiseres in de FML beperkt voor het, beroepsmatig vervoer, huidcontact en beschermende middelen. Ook in de rubrieken dynamische handelingen en statische houdingen staan diverse beperkingen voor eiseres vermeld, onder meer voor het hand- en vingergebruik. De knijp/grijpkracht van de rechterhand is beperkt en de fijn motorische hand/vingerbewegingen, waarbij gaat om een beperking voor de rechter wijsvinger en de linker duim vanwege de eczeemklachten. Het is niet objectief gebleken dat eiseres met deze beperkingen tekort is gedaan.
6.3
Het vorenstaande betekent dat de medische component van het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden berust.
Is de arbeidskundige beoordeling juist geweest?
7.1
De arbeidsdeskundige b&b vindt dat eiseres op basis van de gewijzigde FML geschikt is voor de functies textielproductenmaker (exclusief vervaardigen van textiel) (SBC-code 11160), lader, losser (SBC-code 111220), medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten) (SBC-code 111010) en de reserve functie productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180). Deze functies zijn aan de schatting ten grondslag gelegd.
7.2
Er is geen grond voor het oordeel dat deze voorbeeldfuncties in medisch opzicht niet passend zouden zijn voor eiseres. De geschiktheid van de functies is met het rapport van 25 april 2023 van de arbeidsdeskundige b&b, waarin op uitgebreide wijze is ingegaan op de arbeidskundige beroepsgronden van eiseres, afdoende onderbouwd. Er is geen aanleiding voor de conclusie dat deze onderbouwing onjuist is.
7.3
De twee arbeidskundige beroepsgronden die de gemachtigde van eiseres op de zitting extra onder de aandacht heeft gebracht, zien op de functies textielproductenmaker en medewerker tuinbouw.
Textielproductenmaker
7.4
De gemachtigde heeft naar voren gebracht dat eiseres in de FML beperkt is voor het doen van fijn motorische hand- en vingerbewegingen met de rechter wijsvinger en linker duim. In de functie komt priegelwerk voor, namelijk een naald in een draad doen. De gemachtigde vindt dat de arbeidsdeskundige b&b onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiseres deze handeling kan uitvoeren door het gebruik van de rechter duim en rechter middelvinger.
7.4
De rechtbank ziet geen aanleiding om deze beroepsgrond te volgen. De rechtbank leidt uit het nadere rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 25 april 2023 af dat het bij het doen van de draad in de naald niet zozeer gaat om priegelwerk maar om het kunnen maken van een goed gecoördineerde beweging. De draad kan tussen de top van de rechter duim en rechter middelvinger worden vastgehouden, waarna die vervolgens goed gecoördineerd door de naald kan worden gehaald. De rechtbank ziet niet in waarom dit voor eiseres niet mogelijk zou kunnen zijn. Het is weliswaar gangbaarder om bij het doen van de draad in de naald de duim en wijsvinger te gebruiken, maar het is naar het oordeel van de rechtbank niet perse nodig. Daarbij komt, gelet op het nadere rapport, dat in de bedoelde functie op één dag ongeveer tien tot zestien hoezen worden vervaardigd. Het wisselen van een draad in de naald komt daarom maximaal zestien keer voor op een totale werkdag en kan ook nog eens minder zijn als er orderbonnen achter elkaar komen met dezelfde kleur draad. De rechtbank verenigt zich met het standpunt van de arbeidsdeskundige b&b dat gezien deze lage frequentie, geen sprake is van een structureel zware belasting op dit punt.
Tuinbouwmedewerker
7.5
De gemachtigde van eiseres kan zich verder niet verenigen met de motivering die de arbeidsdeskundige b&b heeft gegeven met betrekking tot de oogst- en transportwagens die door de kas rijden. Uit de Resultaat functiebelasting heeft hij afgeleid dat er in de kas wordt samengewerkt met 10 collega’s, die waarschijnlijk allemaal zelfstandig een oogst- en transportwagen moeten bedienen. De gemachtigde betwijfelt of een ieder uitzicht heeft op elkaars activiteiten, zoals de arbeidsdeskundige b&b heeft gesteld. Het is niet logisch dat van elke collega kan worden gezien wanneer degene door het indrukken van de knop de transportwagen laat rijden. Er kan dus sprake zijn van een gevaarlijke situatie, mede gelet op de doofheid van eiseres.
7.6
De rechtbank vindt dat de arbeidsdeskundige b&b in het aanvullende rapport van 25 april 2023 afdoende heeft gemotiveerd dat in de bedoelde functie geen sprake is van een gevaarlijke werksituatie als gevolg van rijdende oogst- en transportwagens. De rechtbank stelt voorop dat item 1.8.6 (verhoogd persoonlijk risico) niet in de Resultaat functiebeoordeling van de functie staat vermeld. Dit betekent dat een dergelijke functiebelasting in de functie niet voorkomt. Verder blijkt uit de toelichting van de arbeidsdeskundige b&b dat er oogst- en transportwagens door de werkruimte (een kas van circa 2,2 ha) rijden, maar dat levert geen gevaarlijke, onverwachte situaties op omdat de werknemer zelf, door het indrukken van een knop, het af- en aanrijden van de transportwagens bepaald en een ieder uitzicht heeft op elkaars activiteiten. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze uitleg te twijfelen, mede omdat de arbeidsdeskundige b&b specifieke informatie van de arbeidskundig analist over de werkomgeving bij zijn oordeelsvorming heeft betrokken waaruit kan worden afgeleid dat sprake is van een rustige werkomgeving.
7.7
De rechtbank vindt dat verweerder voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat eiseres in staat moet worden geacht om de geselecteerde functies te vervullen.
Conclusie
8. De rechtbank is wel van oordeel dat verweerder dit pas in beroep voldoende duidelijk heeft gedaan. Daarmee is het bestreden besluit weliswaar niet deugdelijk gemotiveerd, maar de rechtbank ziet aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te passeren omdat in de beroepsfase de bedoelde toereikende motivering alsnog is gegeven. Het bestreden besluit kan dus toch in stand worden gelaten.
9. Het vorenstaande betekent dat aan eiseres terecht en op goede gronden per de datum in geding (15 oktober 2021) een WIA-uitkering is geweigerd omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% is.
10. In de toepassing van artikel 6:22 van de Awb ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres in beroep. De kosten stelt de rechtbank vast op € 1.750,- (één punt voor het indienen van een beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1.)
11. De rechtbank ziet ook aanleiding te bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 50,- vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiseres vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.