ECLI:NL:RBDHA:2024:20516

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
09/029562-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting, meermalen gepleegd met een valse naam en leugens

Op 9 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van oplichting, meermalen gepleegd. De verdachte heeft zich in de periode van 1 augustus 2021 tot en met 20 november 2021 meermalen voorgedaan als een andere persoon en heeft door middel van een opeenstapeling van leugens een bedrag van in totaal € 124.513,- van het slachtoffer afhandig gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich voordeed als 'bijnaam 3' en via WhatsApp contact hield met het slachtoffer, waarbij hij om betalingen vroeg onder valse voorwendselen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte op sluwe wijze misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen van het slachtoffer, wat heeft geleid tot ernstige financiële schade voor het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het tweede ten laste gelegde feit, namelijk opzetwitwassen, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven, omdat er geen gronden meer aanwezig waren voor de voortduring ervan.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/029562-23
Datum uitspraak: 9 december 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 25 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.A. van Kins en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. P.B. Spaargaren naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 maart 2021 tot en met 7 februari 2023 te Zoetermeer, althans in Nederland (en/of België), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten (de afgite
van) een geldbedrag van in totaal ongeveer 165.000 euro, althans enig geldbedrag, door - zich voor te doen als ' [bijnaam 1] ' en/of op de site ' [website] ' een advertentie te plaatsen (om af te spreken, tegen betaling van 170 euro), en/of
-(telkens) met die [naam 1] via (WhatsApp-)berichten contact te houden en/of (meermalen) een afspraak te maken om elkaar te ontmoeten, en/of
- (telkens, meermalen) die [naam 1] te vragen geld over te maken als borgsom en/of om dingen (voor de afspraak) te regelen, en/of
-(telkens) op het laatste moment de afspraak met die [naam 1] af te zeggen, en/of
-(telkens, meermalen) zich voor te doen als ' [bijnaam 2] ' en/of ' [bijnaam 3] ' en/of (zijnde)
'de baas van [bijnaam 1] ', en/of met die [naam 1] via (WhatsApp-)berichten contact te
houden, en/of
-(meermalen, zich voordoende als ' [bijnaam 2] ') die [naam 1] mede te delen dat het geld ontvangen moet zijn voordat de afspraak plaatsvindt, zodat het geld direct na
de afspraak teruggeboekt kan worden, althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
-(meermalen, zich voordoende als ' [bijnaam 2] ') die [naam 1] een bericht te sturen met de tekst: "Heee [naam 1] , ben je al met de dame? Want ze zou me nog een berichtje
sturen als ze met jou zou zijn" en/of (na een negatieve reactie door [naam 1] ) "Ik krijg haar ook niet te pakken (...)" en/of (na uitting van zorgen om de dame door
[naam 1] ) "Hee [naam 1] , ik ben onderweg naar haar appartement; laat je zo weten als ik daar ben (...) Ik ben ook aan het rondzoeken" en/of "Haar oude baas is beetje
boos op haar; Hij is haar tegengekomen en heeft haar meegenomen; En hij heeft haar meegenoemen, blijkbaar ontvoerd kan ik t wel noemen", althans woorden van
gelijke aard of strekking, en/of
-(meermalen, zich voordoende als ' [bijnaam 3] ') die [naam 1] om betaling van een borgsom en/of een geldbedrag te vragen en/of mede te delen dat als [naam 1] de bijkomende betalingen zou doen, die [naam 1] zijn geld terug zal krijgen en dan ook een date zou krijgen, althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- (meermalen, zich voordoende als ' [bijnaam 3] ') die [naam 1] mede te delen dat de rekening is geblokkeerd en/of mede te delen dat er door die [naam 1] geld moet
worden gestort zodat de rekening gedeblokkeerd wordt en zijn geld teruggestort kan worden en/of te vragen een geldbedrag over te dragen via Paysafe, althans woorden
van gelijke aard of strekking, en/of
- die [naam 1] een vals/vervalst identiteitsbewijs (op naam van [bijnaam 3] ) te mailen/verstrekken en/of (als bewijs dat de rekening van ' [bijnaam 3] ' is geblokkeerd) een valse factuur te mailen/verstrekken (op naam van [naam 2] ), en/of
- weten dat hij, verdachte, en zijn mededader(s) de afspraak/date met ' [bijnaam 1] ' niet kunnen en/of willen inwilligen en/of de van [naam 1] verkregen geldbedrag(en)
niet kunnen en/of niet willen terugstorten;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 maart 2021 tot en met
27 maart 2023
,te Zoetermeer, in elk geval in Nederland (en/of België), tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal een of meer geldbedragen, in totaal ongeveer 165.000 euro, althans een of meer voorwerpen
(sub a)
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die
voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den), en/of
(sub b)
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bepleit.
3.3.
Vrijspraak
De rechtbank is met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend is bewezen. Dit betekent dat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. Daartoe heeft de rechtbank het volgende overwogen.
Op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat een deel van de met de oplichting verkregen geldbedragen naar verschillende bankrekeningen van katvangers zijn overgemaakt en dat deze geldbedragen kort daarna van die bankrekeningen zijn opgenomen bij geldautomaten of zijn omgezet in pinbetalingen bij supermarkten. Een ander deel van met de oplichting verkregen geldbedragen is door middel van Paysafe-opwaardeerbonnen verzilverd. Uit het dossier is echter onvoldoende gebleken dat de verdachte bij deze geldstromen betrokken is geweest.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het procesdossier in het “27LIETINNA” onderzoek van de Koninklijke Marechaussee, Brigade Recherche, Robuust Team 1, Apeldoorn, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 2033).
Met betrekking tot feit 1
1. Een geschrift, zijnde het proces-verbaal van verhoor van slachtoffer [naam 1] , opgemaakt op 23 november 2021 door [inspecteur 1] en [inspecteur 2] , beiden inspecteur van de politie Waasland-Noord te 9120 Beveren (België), voor zover inhoudende (p. 109-112):
Ik meld me vandaag bij uw diensten omdat ik ervan ben overtuigd dat ik ben opgelicht. Op 1 april 2021 kwam ik een eerste keer aangifte doen van deze feiten.
Ik had wat problemen thuis. Ik ben toen beginnen zoeken via [website] , het was mijn eerste ervaring met deze website. Ik zag die [bijnaam 1] staan. Ik moest 170 euro betalen en dan zou ik een afspraak krijgen. Toen ik dat betaalde kwamen er steeds kosten bij.
Dit werd beschreven als borgsom zodat ik de dame niks zou aandoen. Ik moest verschillende borgsommen betalen. Men zei me steeds dat ik het geld zou terugkrijgen na de date. Dit heeft zo een 14 dagen geduurd. Dit was eind maart.
Dit was de periode dat ik aangifte kwam doen. Van de daders heb ik niks meer gehoord tot eind augustus 2021. Men heeft me toen zelf gecontacteerd. Dit was via een Whatsapp-bericht. Dit bericht kwam van de persoon die zich uitgaf als [bijnaam 3] , de baas van [bijnaam 1] - de dame in kwestie. Op uw vraag wat de inhoud van de eerste berichten was kan ik u zeggen dat men snel terug om geld vroeg. [bijnaam 3] zei toen dat hij me niet zou contacteren als hij de intentie had om met mijn geld te gaan lopen.
Hij beloofde me dat, als ik de bijkomende betalingen zou doen, ik mijn geld zou terugkrijgen. Ik moest alweer borgsommen betalen. Op een gegeven moment heb ik documenten gevraagd om de betalingen te kunnen verantwoorden naar mijn boekhouding toe, omdat ik de betalingen gedaan heb via de rekening van mijn vennootschap. ( [bedrijf] ).
Ik overhandig u een document dat ik heb ontvangen via Whatsapp van [bijnaam 3] op 8 november. U markeert de afdruk als bijlage 4. Dit is een document van de SNS Bank (een Nederlandse bankinstelling) waaruit blijkt dat er een grote som geld geblokkeerd werd wegens een overschrijding van de limieten. Hij stuurde me dit als bewijs om aan te tonen dat er wel degelijk een geldprobleem was en dat hij een brief had van een echte bank. Als reactie hierop heb ik nog een betaling gedaan. Ik had met de man tijdens de laatste maanden een tiental telefoongesprekken. Het ging voornamelijk over het bijstorten van geld en daartegenover de belofte dat ik mijn geld zou terugkrijgen. Ik heb vandaag een heleboel tickets van Paysafe-kaarten bij mij die ik heb gebruikt om [bijnaam 3] te betalen.
2. Het proces-verbaal van aanvullend verhoor van aangever [naam 1] , nummer VERH12, opgemaakt op 30 augustus 2022, voor zover inhoudende (p. 155-157):
V: Hoe verliep het contact met [bijnaam 3] ?
A: Het was een zakelijk contact. Het ging alleen over geld. Ik heb via Whatsapp met hem gesproken, maar ook met hem gebeld. De stem had een Nederlands accent.
V: Hoe verliep het geld overmaken aan [bijnaam 3] ?
A: Het mocht op een gegeven moment niet meer via de rekening verlopen, maar via Paysafe. Deze Paysafe kaarten kocht ik onder andere bij tankstations. Ik heb de bonnetjes doorgestuurd naar [bijnaam 3] .
V: Wat is de reden waarom [bijnaam 3] de voorkeur gaf aan Paysafe?
A: Omdat zijn rekening geblokkeerd was.
O: Wij hebben gezien dat u zelf een overzicht had gemaakt van alle betalingen aan de
vermoedelijke oplichter. De data betreft:
- 27-09-2021 3500 EURO --> [rekeningnummer 1]
- 13-09-2021 2013 EURO --> [rekeningnummer 2]
- 14-09-2021 2000 EURO --> [rekeningnummer 3]
- 02-09-2021 5000 EURO --> [rekeningnummer 4]
- 03-09-2021 4500 EURO --> [rekeningnummer 5]
- 01-09-2021 5500 EURO --> [rekeningnummer 4]
- 30-08-2021 2000 EURO --> [rekeningnummer 4] .
3. Het proces-verbaal van bevindingen, nummer PVB28, opgemaakt op 6 september 2022, voor zover inhoudende (p. 241):
Het onderzoeksteam heeft de rekeningnummers laten bevragen in Verwijzingsportaal Bankgegevens. Hieruit bleek het volgende:
[rekeningnummer 1] is gekoppeld is aan [naam 3] .
[rekeningnummer 3] is gekoppeld is aan [naam 4] .
[rekeningnummer 5] is gekoppeld is aan [naam 5] .
[rekeningnummer 2] is gekoppeld is aan [naam 6] .
[rekeningnummer 4] is gekoppeld is aan [naam 7] .
4. Het proces-verbaal van bevindingen, nummer PVB38, opgemaakt op 1 december 2022, voor zover inhoudende (p. 249):
In de periode van 28-09-2021 tot en met 11-01-2022 is er meerdere malen mailcontact geweest tussen [naam 3] en de afdeling fraude van de Volksbank N.V. betreffende het blokkeren van bankrekening met nummer [rekeningnummer 1] . Uit mailcontact blijkt dat voornoemde rekening is geblokkeerd wegens het frauduleus ontvangen van geld. Hierbij wordt verwezen naar een bijschrijving op 27-09-2021 van in totaal 3.500,00 euro afkomstig van rekeninghouder [bedrijf] .
5. Het proces-verbaal van bevindingen, nummer PVB40A, opgemaakt op 1 februari 2023, voor zover inhoudende (p. 254-256):
Op 1 november 2022 ontving het onderzoeksteam de door de officier van justitie gevorderde gegevens van de ABN AMRO Bank N.V. aangaande de financiële bankproducten op naam van [naam 6] .
Transactieoverzicht rekeningnummer [rekeningnummer 2]
In de periode van 01-03-2021 tot en met 27-12-2021 hebben er 392 transacties plaatsgevonden. Daaronder 1 transactie, bijschrijving van tegenrekeninghouder
[bedrijf] .
Als omschrijving staat vermeld " [naam 6] ". Totaalbedrag € 2.013,- De transactie vond plaats op 14 september 2021.
6. Het proces-verbaal van bevindingen, nummer PVB40C, opgemaakt op 16 november 2022, voor zover inhoudende (p. 259-261):
Op 1 november 2022 ontving het onderzoeksteam de door de officier van justitie gevorderde gegevens van de ABN AMRO Bank N.V. aangaande de financiële bankproducten op naam van [naam 7] . Uit de gevorderde gegevens blijkt dat [naam 7] een bankproduct op zijn naam heeft voorzien van rekeningnummer [rekeningnummer 4] . In de periode van 31-08-2021 tot en met 03-09-2021 hebben er 3 transacties plaatsgevonden met een totale bijschrijving van 12.500,00 euro afkomstig van rekeninghouder [bedrijf] .
7. Het proces-verbaal van bevindingen, nummer PVB41, opgemaakt op 6 oktober 2022, voor zover inhoudende (p. 272-277):
Op 5 oktober 2022 ontving het onderzoeksteam de door de officier van justitie gevorderde gegevens van de Volksbank N.V. (ASN Bank) aangaande de financiële bankproducten op naam van [naam 5] . Op 29 augustus 2021 is er een overeenkomst afgesloten voor het openen en gebruiken van de ASN Bankrekening voor rekeningnummer [rekeningnummer 5] . Op 6 september 2021 wordt 1 transactie met een totaal bedrag van € 4.500,- bijgeschreven afkomstig van [bedrijf] .
8. Het proces-verbaal van bevindingen, nummer PVB40B, opgemaakt op 10 november 2022, voor zover inhoudende (p. 281-282):
Op 1 november 2022 ontving het onderzoeksteam de door de Officier van Justitie gevorderde financiële gegevens van de ABN AMRO Bank N.V. betreffende alle saldo- en transactiegegevens, administratieve kenmerken en overige gegevens van bankrekening [rekeningnummer 3] op naam van [naam 4] over de periode van 01-03-2021 tot en met 31-12-2021. Op 15-09-2021 wordt er € 2.000 bijgeschreven afkomstig van [bedrijf] .
9. Het proces-verbaal van bevindingen, nummer 174, opgemaakt op 13 februari 2023, voor zover inhoudende (p. 450-453):
Bijlage 4 van de aangifte van [naam 1] betreft een schermafbeelding van een brief die uit naam van "SNS", door de verdachte aan [naam 1] werd gezonden middels WhatsApp. Ik, verbalisant [verbalisant] , zag dat deze brief het logo van "SNS", een referentienummer, een onderwerp en inhoud bevatte. Om de echtheid van de brief te achterhalen, heb ik contact opgenomen met de afdeling Veiligheidszaken van de Volksbank en heb ik met hen bovenstaande brief gedeeld. Ik hoorde de medewerker zeggen dat hij het klantnummer in de brief had ingevoerd in de geautomatiseerde systemen en dat er onder dit klantnummer géén klanten waren gekoppeld aan een klant van de SNS-bank. Tevens heb ik de afdeling "Team Valse E-Mail SNS Bank" gevraagd om de echtheid van deze brief te controleren. Van deze afdeling ontving ik de volgende informatie: "Deze bríef is inderdaad duidelijk niet daadwerkelijk afkomstig van de SNS-bank. Dit blijkt toch voornamelijk uit het feit dat wij geen `minimale pin- en overmaaklimiet' hanteren, en het dus niet nodig is voor deze klant om gelden bij te schrijven alvorens hij een bedrag wil afboeken waar hij voldoende saldo voor heeft.”
10. Het proces-verbaal van bevindingen, nummer LIETINNA244, opgemaakt op 14 april 2023, voor zover inhoudende (p. 454-457):
[naam 1] verklaart in zijn aangifte dat hij geld heeft overgeboekt via zogenaamde Paysafe kaarten die hij via contante opnames heeft betaald. Hij gaf aan dat hij in het begin het geld moest overmaken via bankrekeningen, maar nadat dit van " [bijnaam 3] " niet meer mocht moest hij dit vervolgens overmaken via Paysafe kaarten.
Deze kaarten kocht hij onder andere bij tankstations. [naam 1] gaf aan dat wanneer je bijvoorbeeld € 1.000 aan kaarten wilt, je er dan 10 van € 100 moest aankopen.
De afbeeldingen van de 16-cijferige codes van deze kaarten die hij tijdens de aankoop kreeg, heeft hij via whatsapp verstuurd naar [bijnaam 3] . Uit het onderzoek naar de verschillende afbeeldingen van opwaardeerbonnen aangetroffen op de telefoon van [naam 1] blijkt het volgende:
  • de datum van de afbeeldingen van de opwaardeerbonnen (okt + nov '21) komen overeen met de datum van de contante opnames (okt + nov '21) waarover
  • op alle aangetroffen afbeeldingen staan 1 of 2 opwaardeerbonnen afgebeeld.
  • alle aangetroffen bonnen zijn opgewaardeerd met exact € 100.
In totaal is er voor een bedrag van exact € 100.000 aan verschillende afgebeelde Paysafe bonnen aangetroffen op de telefoon van [naam 1] .
11. Het proces-verbaal verhoor verdachte van de raadkamer van de rechtbank Den Haag, op 10 mei 2023 opgemaakt en ondertekend door de voorzitter en de griffier:
Ik wil aangeven dat de telefoon [
de rechtbank begrijpt: het telefoonnummer [telefoonnummer 1]] in mijn bezit is geweest.
12. Het proces-verbaal van bevindingen, nummer PVB106, opgemaakt op 21 november 2022, voor zover inhoudende (p. 324-325):
Op 18 november 2022 om 15:54: uur heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen het
bellende telefoonnummer [telefoonnummer 2] en het gebelde (tevens getapte) telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Ik, verbalisant, herkende de stem van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] als zijnde [inspecteur 2] , Politie België.
Het tapgesprek is opgeslagen onder TA003 DPN69 en er werd het
volgende gezegd:
[bijnaam 3] (NGD) WGD Wim (NGD)
R = [bijnaam 3]
W = [inspecteur 2]
Letterlijk:
W: Ben ik bij [bijnaam 3] ?
R: Yes, dat klopt.
W: Ja, goedendag. Ik heb uw nummer gekregen van [naam 1] uit België.
R: Dat klopt.
R: Met wie spreek ik als ik vragen mag ook?
W: Met [inspecteur 2] .
R: [inspecteur 2] , oke. Van wat bent u [inspecteur 2] ?
W: Ik ben van de bank, maar ik ben bereid om op te treden als bemiddelaar, niet perse als bankbediende.
W: Ik help [naam 1] met zijn geldzaken en hij heeft mij kort uitgelegd dat er een discussie dat u hem nog een hoop geld moet verschuldigd bent en u bereid bent om hem terug te betalen.
R: Jazeker, dat heb ik hem al meerdere malen gezegd. Wij zijn namelijk ook al uit mijn hoofd langer als een jaar bezig. Want in principe het een en ander is misgegaan.
W: Wat is uw voorstel om het op te lossen?
R: Ik heb hem aangegeven dat er een bepaald limiet is vanaf welk bedrag ik wat kan overmaken. En dat bedraagt ongeveer twee en twintigduizend euro. Nou heb ik tegen hem gezegd dat ik de helft kan regelen van mijn eigen geld. Zo dat hij... Om eerlijk te zijn heeft hij ook al best wel veel geld ook betaald.
Ik wilde niet het gehele bedrag van twee en twintigduizend aan hem vragen. Dus ik heb dus de helft geregeld van die twee en twintigduizend euro en in principe zodra dat bedrag van twee en twintigduizend euro op de rekening staat kan ik verdere betalingen uitvoeren.
R: van die twee en twintigduizend euro heb ik al de helft geregeld. Dat is elf duizend euro, dus in principe elf duizend euro ontbreekt. Zodra dat op de rekening staat, wat ik al zeg, kan dat direct overgemaakt worden. Dus in principe dat is het eigenlijk en dat heb ik al meerdere malen aan de heer [naam 1] proberen uit te leggen, alleen meneer vertrouwt mij niet echt en denkt dat ik elke keer sta te liegen. En ik moet eerlijk zijn. Ik geef hem gelijk.
W: Dus het enige dat ik wil doen is afspreken met jou en [naam 1] , die elf duizend cash geven en daarna lossen jullie het onderling op en dan krijg ik van [naam 1] mijn elf duizend euro terug. Dat is mijn voorstel.
R: Nee dat is geen goed voorstel. Ik ben ook erg druk met andere dingen ook en ik vind het gewoon niet fijn om ja gewoon af te spreken met onbekenden. En ik snap ook dat meneer niet zomaar geld wil overmaken naar onbekenden, maar ik geef u dus al aan: hij heeft al een heel groot bedrag betaald, dus in principe kan ik gewoon tegen hem zeggen weetje bekijk het maar en van mij hoor je niets meer.
13. Het proces-verbaal van bevindingen, nummer: PVB142, opgemaakt op 6 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 385):
In het onderzoek wordt de telecommunicatie opgenomen en uitgeluisterd van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Dit telefoonnummer is in gebruik bij verdachte [verdachte] . Hieruit blijkt dat verdachte [verdachte] contact heeft met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . Op 6 december 2022 vind er een gesprek tussen bovenstaande nummers plaats. Bij het onderzoeksteam is het vermoeden ontstaan dat het in het gesprek over fraude gesproken wordt. Hieronder een stuk uit het gesprek:
NNm4315 WGD NNm8244
NNm8244: 'Die bedrag die hij had overgemaakt is al binnengekomen?"
NNm4315: "Nee nee nee hij heeft al 15 barkies gepayed en ik zei je moet nog
19 barkies payen, hij zegt tegen mij dit en dat stuur bewijs van die brief, stuur bewijs van die brief van de bank en als dat klopt ga ik sturen, ik moet hem alleen die bewijs nog sturen dan gaat hij 19 barkies sturen, snap je?"
NNm4315: "Yo luister ik heb als het goed is, maar dat moet je echt voor jezelf houden, ik ga dinges weer schetsen, G-tje, ik heb al met hem.., je weet G-tje toch?"
NNm8244: "Hij had toch allemaal eligths (fon) geconnected en zo?"
14. Het proces-verbaal van bevindingen, nummer PVB190, opgemaakt op 20 februari 2023, voor zover inhoudende (p. 398):
In dit tapgesprek wordt [verdachte] op 6 januari 2023 gebeld door het telefoonnummer [telefoonnummer 3] .
[verdachte] : Geef me die rek.
[telefoonnummer 3] : Ik heb al gestuurd, maar wacht effe. Jij moet nog die brief sturen?
[verdachte] : Ja ik ga nu naar hem sturen, want ik moet hem nog overhalen toch.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Geen sprake van onherstelbaar vormverzuim
De raadsman heeft er in zijn pleidooi op gewezen dat blijkens het tapgesprek van 18 november 2022 een Belgische agent, die betrokken was bij het onderzoek, zich op eigen houtje heeft voorgedaan als een bankmedewerker en bemiddelaar, zonder dat een rechter daarvoor toestemming heeft gegeven.
De raadsman heeft te kennen gegeven geen formeel verweer te voeren, en heeft ook anderszins niet uiteengezet welk nadeel de verdachte door het handelen van de Belgische agent heeft geleden.
De rechtbank is ook ambtshalve niet gebleken welk rechtens te respecteren nadeel er voor de verdachte zou zijn veroorzaakt. De rechtbank zal daarom volstaan met de constatering dat er een Belgische agent, klaarblijkelijk zonder de vereiste machtiging, contact heeft opgenomen met de verdachte, zich daarbij voordoend als ‘van de bank’. Daarbij verdient vermelding dat dit zonder medeweten van de Nederlandse autoriteiten is gebeurd en dat – nadat het handelen van de Belgische agent bekend werd – de Belgische agent is verteld direct te stoppen met het benaderen van de verdachte. De inhoud van dit gesprek – zoals hiervoor onder 11. weergegeven – kan dan ook meewerken aan het bewijs.
Vrijspraak voor de periode voorafgaand aan de eerste aangifte in april 2021
Overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om tot een bewezenverklaring te komen van oplichting voorafgaand aan de aangifte door het slachtoffer [naam 1] in april 2021. Dat de verdachte zich in die periode heeft voorgedaan als ‘ [bijnaam 2] ’ kan niet buiten gerede twijfel worden vastgesteld.
De verdachte is [bijnaam 3]
De vraag waarvoor de rechtbank zich vervolgens gesteld ziet, is of de verdachte degene is geweest die zich in de periode van 1 augustus 2021 tot en met 20 november 2021 tegenover de aangever [naam 1] (hierna: [naam 1] ) heeft voorgedaan als ‘ [bijnaam 3] ’.
De verdachte heeft erkend dat hij gedurende enkele maanden vanaf ongeveer medio oktober 2022 de gebruiker is geweest van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Het telefoonnummer heeft in die periode onder de tap gestaan.
In een getapt telefoongesprek op 18 november 2022 vindt er een gesprek plaats tussen
[inspecteur 2] (hierna: [inspecteur 2] ) en de verdachte, die zich voordoet als [bijnaam 3] . : In dit gesprek zegt de verdachte onder meer:

Wij zijn namelijk ook al uit mijn hoofd langer als een jaar bezig
en

Maar dan wil ik ook nog er even bij zeggen, inmiddels heeft hij al een heel groot bedrag betaald, dus in principe had ik ook gewoon tegen hem kunnen zeggen: weet je [naam 1] , ik hoef je niet meer te spreken
en

dat heb ik al meerdere malen aan de heer [naam 1] proberen uit te leggen, alleen meneer vertrouwt mij niet echt en denkt dat ik elke keer sta te liegen”.
Tijdens een gesprek met de gebruiker van een telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 3] zegt de verdachte op 6 december 2022:
"
Yo luister ik heb als het goed is, maar dat moet je echt voor jezelf houden, ik ga dinges weer schetsen, G-tje, ik heb al met hem.., je weet G-tje toch?"
Uit de gesprekken blijkt duidelijk dat de verdachte in de periode dat de tap liep
( [naam 1] ) [naam 1] wilde gaan oplichten. Dit heeft de verdachte ook erkend.
De bewoordingen van de verdachte in bovenstaande passages duiden er verder op dat de verdachte [naam 1] al eerder heeft opgelicht. De verdachte vermeldt onder meer dat hij al langer dan een jaar bezig is met [naam 1] en dat [naam 1] al een heel groot bedrag heeft betaald. De verdachte zegt in een ander tapgesprek dat hij ‘G-tje weer gaat schetsen’.
De rechtbank begrijpt dit zo dat de verdachte [naam 1] weer wil gaan oplichten – ‘schetsen’ is straattaal voor oplichten – en dat dus al eerder heeft gedaan.
De rechtbank wordt in haar overtuiging dat de verdachte [naam 1] eerder heeft opgelicht gesterkt doordat de verdachte in het telefoongesprek van 6 januari 2023 spreekt over dezelfde modus operandi bij [naam 1] als die is gebruikt in de periode augustus tot en met november 2021, te weten het tonen van een brief om te bewerkstelligen dat er vervolgens betaald wordt.
De verdachte heeft geen enkele verklaring gegeven voor de door hem gebruikte bewoordingen. Een alternatief scenario is daarmee niet aannemelijk geworden.
Op grond van het voorgaande staat voor de rechtbank genoegzaam vast dat de verdachte zich in de periode van 1 augustus 2021 tot en met 20 november 2021 tegenover [naam 1] heeft voorgedaan als [bijnaam 3] en in die hoedanigheid [naam 1] heeft bewogen tot de afgifte van € 124.513,-.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij in de periode van 1 augustus 2021 tot en met 20 november 2021 in Nederland, meermalen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten de
afgifte van een geldbedrag van in totaal ongeveer 124.513 euro, door
- zich voor te doen als ' [bijnaam 3] ' en met die [naam 1] via WhatsApp-berichten contact te
houden, en/of
-(zich voordoende als ' [bijnaam 3] ') die [naam 1] om betaling van een borgsom en/of een geldbedrag te vragen en/of mede te delen dat als [naam 1] de bijkomende betalingen zou doen, die [naam 1] zijn geld terug zal krijgen, en/of
- (zich voordoende als ' [bijnaam 3] ') die [naam 1] mede te delen dat de rekening is geblokkeerd en/of mede te delen dat er door die [naam 1] geld moet
worden gestort zodat de rekening gedeblokkeerd wordt en zijn geld teruggestort kan worden en/of te vragen een geldbedrag over te dragen via Paysafe, en/of
- weten dat hij, verdachte, de van [naam 1] verkregen geldbedragen niet
zalkunnen en/of niet
zalwillen terugstorten.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – in het geval van een bewezenverklaring – namens de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf bepleit waarvan de duur gelijk aan is de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van drie maanden meermalen schuldig gemaakt aan oplichting. Daartoe heeft hij een man door middel van een opeenstapeling van leugens geldbedragen van in totaal ruim 124.000 euro afhandig gemaakt. Door zo te handelen heeft de verdachte op sluwe wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer in hem stelde. Het slachtoffer is daardoor ernstig financieel benadeeld.
De verdachte is hieraan volledig voorbij gegaan en heeft enkel oog gehad voor financieel gewin.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 22 oktober 2024. Daaruit blijkt dat de verdachte geen recente relevante veroordelingen heeft.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 31 oktober 2024. Daarin staat dat de verdachte zich tijdens het toezicht van de reclassering in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis dusdanig onvoldoende behandel- en begeleidbaar heeft opgesteld, dat de reclassering het toezicht als onuitvoerbaar heeft geretourneerd. De reclassering twijfelt daarom aan de meerwaarde van het opleggen van bijzondere voorwaarden. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte, die ten tijde van het tenlastegelegde 19 jaar oud was, het volwassenenstrafrecht toe te passen en aan de verdachte een straf op te leggen zonder voorwaarden.
De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij niet door de reclassering begeleid wil worden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is voor delicten zoals oplichting bij een benadelingsbedrag tot 125.000 euro als uitgangspunt vermeld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 tot 9 maanden of een taakstraf met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
In de omstandigheid dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie heeft gevorderd, ziet de rechtbank aanleiding om een groter deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf dient de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, passend en geboden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

7.De voorlopige hechtenis

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte wordt opgeheven.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in verband met de door hem bepleite algehele vrijspraak verzocht het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen. In het geval dat de rechtbank tot een (gedeeltelijke) bewezenverklaring van de aan de verdachte ten laste gelegde feiten komt, heeft de raadsman verzocht de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte zonder voorwaarden te laten voortduren.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af en overweegt daartoe het volgende. Met ingang van 11 mei 2023 is de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst. Aan de voorlopige hechtenis liggen de gronden herhalingsgevaar en collusiegevaar als bedoeld in artikel 67a, tweede lid, onderdelen 2° en 5° van het Wetboek van Strafvordering ten grondslag. Het voorbereidend onderzoek in deze zaak is in juni 2023 afgerond. Daarmee is collusiegevaar als grond komen te vervallen. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van oplichting, maar spreekt de verdachte vrij van opzetwitwassen, zijnde het feit waarop de grond herhalingsgevaar is gebaseerd. Dit betekent dat er geen gronden meer aanwezig zijn voor voortduring van de voorlopige hechtenis, zodat de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis zal opheffen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6. is bewezenverklaard, en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
-
oplichting, meermalen gepleegd;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van
6 (ZES)maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
3 (ZES) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Pereth, voorzitter,
mr. J. Snoeijer, rechter,
mr. N.B. Haverhoek, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Gest, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 december 2024.