ECLI:NL:RBDHA:2024:2051

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
24-473
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering handhavend op te treden tegen werkzaamheden aan woning met betrekking tot bouw aanbouw

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg om handhavend op te treden tegen werkzaamheden aan de woning gelegen aan de [adres] te [plaatsnaam]. Verzoeker had het college op 20 november 2023 verzocht om handhaving, omdat hij meende dat er een omgevingsvergunning vereist was en dat de werkzaamheden in strijd waren met het bestemmingsplan. Het college heeft echter op 1 februari 2024 het handhavingsverzoek afgewezen, met de mededeling dat de aanbouw vergunningsvrij is.

De voorzieningenrechter heeft op 12 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van het college en belanghebbende aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen spoedeisend belang is bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat de aanbouw al gereed is en de nadelige gevolgen voor verzoeker reeds zijn ingetreden. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een bouwstop af, omdat stillegging van de werkzaamheden geen beperking van de nadelige gevolgen meer kan opleveren.

De voorzieningenrechter concludeert dat het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen, zonder dat er aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 16 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/473

uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 februari 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. E.M. Oskam),
en
het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg, het college
(gemachtigde: A.E. Bijstra).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[belanghebbende], te [woonplaats] (belanghebbende).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de weigering van het college om handhavend op te treden tegen werkzaamheden aan de woning gelegen aan de [adres] te [plaatsnaam] .
Met het bestreden besluit van 1 februari 2024 heeft het college het door verzoeker ingediende handhavingsverzoek afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, de gemachtigde van het college, vergezeld door [naam] , toezichthouder en belanghebbende, vergezeld door zijn echtgenote.

Totstandkoming van het besluit

2. Op dit moment vinden er werkzaamheden plaats aan de woning gelegen aan de [adres] te [plaatsnaam] . De werkzaamheden omvatten onder meer het bouwen van een aanbouw. Op 20 november 2023 heeft verzoeker het college verzocht handhavend op te treden tegen deze werkzaamheden, omdat (1) daarvoor volgens hem een omgevingsvergunning is vereist en (2) strijdig zijn met het geldende bestemmingsplan.
Op 30 november 2023 en 18 december 2023 heeft een gemeentelijke toezichthouder controles uitgevoerd op het perceel van belanghebbende.
Met de brief van 19 december 2023 heeft het college verzoeker meegedeeld dat het onderzoek van de tekeningen, de controles ter plaatse en de verklaringen van belanghebbende uitwijzen dat de te bouwen aanbouw vergunningsvrij is. Daarnaast is hierin vermeld dat de bouwwerkzaamheden die op dit moment worden uitgevoerd geen overtreding opleveren.
Met de brief van 15 januari 2024 heeft het college aangekondigd dat het handhavingsverzoek zal worden afgewezen.
Vervolgens heeft verzoeker met de brief van 18 januari 2024 een bezwaarschrift ingediend en tevens de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
Op 24 januari 2024 heeft ter plaatse opnieuw een controle plaatsgevonden.
Met het bestreden besluit van 1 februari 2024 heeft het college het handhavingsverzoek afgewezen, omdat de aanbouw vergunningsvrij is.
Op 8 februari 2024 heeft verzoeker de voorzieningenrechter gevraagd om een bouwstop op te leggen.
Op 12 februari 2024 heeft verzoeker een (aanvullend) bezwaarschrift ingediend.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist.
4. Aan de orde is daarom de vraag of verzoeker spoedeisend belang heeft bij een beoordeling door de voorzieningenrechter van het bestreden besluit.
5. Blijkens het handhavingsverzoek vreest verzoeker voor vermindering van licht en bezonning in zijn woning en tuin en vermindering van uitzicht en privacy als gevolg van het bouwen van de aanbouw.
In het controlerapport van 29 januari 2024 is vermeld dat de toezichthouder tijdens de controle van 24 januari 2024 heeft geconstateerd dat de aanbouw al vrijwel geheel is gerealiseerd, de vloer, de wanden en het dak al zijn gerealiseerd, de wanden aan de buitenzijde met hout zijn betimmerd, twee wanden al betimmerd zijn, bij twee wanden alleen nog de buitenste betimmering ontbreekt en dat de dakbedekking al is gelegd.
Ter zitting is gebleken dat de aanbouw gerealiseerd is en dat alleen het terrein om de aanbouw heen nog niet klaar is en dat er nog een badkamer in moet worden aangebracht.
6. Hieruit blijkt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat de aanbouw wat de omvang betreft gereed is, zodat de nadelige gevolgen van het bouwplan voor verzoeker reeds zijn ingetreden. Stillegging van de werkzaamheden kan dan ook niet meer tot beperking van de nadelige gevolgen leiden. De conclusie is daarom dat het spoedeisend belang ontbreekt.
7. Hetgeen verzoeker heeft gesteld over de keerwand leidt niet tot een ander oordeel, nu het aanbrengen daarvan (nog) niet aan de orde is.
8. Verder merkt de voorzieningenrechter nog op dat belanghebbende op eigen risico bouwt zolang niet vaststaat dat het bouwen van de aanbouw vergunningvrij is.

Conclusie en gevolgen

9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat geen bouwstop wordt opgelegd. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. I. Geerink-van Loon, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
16 februari 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.