Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 februari 2024 in de zaak tussen
[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker
[belanghebbende], te [woonplaats] (belanghebbende).
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg om handhavend op te treden tegen werkzaamheden aan de woning gelegen aan de [adres] te [plaatsnaam]. Verzoeker had het college op 20 november 2023 verzocht om handhaving, omdat hij meende dat er een omgevingsvergunning vereist was en dat de werkzaamheden in strijd waren met het bestemmingsplan. Het college heeft echter op 1 februari 2024 het handhavingsverzoek afgewezen, met de mededeling dat de aanbouw vergunningsvrij is.
De voorzieningenrechter heeft op 12 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van het college en belanghebbende aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen spoedeisend belang is bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat de aanbouw al gereed is en de nadelige gevolgen voor verzoeker reeds zijn ingetreden. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een bouwstop af, omdat stillegging van de werkzaamheden geen beperking van de nadelige gevolgen meer kan opleveren.
De voorzieningenrechter concludeert dat het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen, zonder dat er aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 16 februari 2024.