ECLI:NL:RBDHA:2024:20501
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag op basis van onvoldoende bewijs van doel en omstandigheden van verblijf
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Afghaanse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een visum kort verblijf. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Buitenlandse Zaken op 5 december 2022, en het bezwaar van eiser werd op 21 november 2023 kennelijk ongegrond verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. De zitting vond plaats op 9 oktober 2024, waar de heer [A] als referent en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
Eiser had het visum aangevraagd om familie te bezoeken, maar de minister stelde dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd van het doel en de omstandigheden van zijn verblijf. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht twijfels had over het voornemen van eiser om het grondgebied van de lidstaten tijdig te verlaten, gezien het gebrek aan sociale en economische binding met Turkije, waar eiser op dat moment verbleef. Eiser stelde dat hij studeerde en werkte in Turkije, maar kon dit niet met objectieve bewijsstukken onderbouwen.
De rechtbank concludeert dat de minister de visumaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen en dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt geen griffierecht terug en er is geen recht op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar uitgesproken op 6 november 2024.