Op 9 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van eiseres, die een beroep had ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag van 4 maart 2024 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet binnen de wettelijk vereiste termijn van 90 dagen na ontvangst van de aanvraag had beslist en dat eiseres de minister rechtsgeldig in gebreke had gesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, wat betekent dat de minister verplicht is om vóór 30 januari 2026 alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres.
Daarnaast heeft de rechtbank de minister een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de hoogte van de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen waren verstreken na de ingebrekestelling. Eiseres heeft ook recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 437,50, en het betaalde griffierecht van € 187,- moet door de minister aan eiseres worden vergoed.
De uitspraak is gedaan door rechter mr. F. Sijens, in aanwezigheid van griffier T.H. Bos, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen vier weken na de bekendmaking van de uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als zij het niet eens is met deze uitspraak.