In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 9 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift behandeld. Eiser had op 21 december 2023 een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf ingediend, welke door de Minister van Asiel en Migratie was afgewezen. Eiser heeft op 15 januari 2024 een bezwaarschrift ingediend, maar de minister heeft niet tijdig beslist. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, en heeft het onderzoek gesloten.
De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiser kennelijk gegrond is, omdat de minister in gebreke is gebleven. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen acht weken na de bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen op het bezwaar van eiser. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt ook de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling.
Daarnaast veroordeelt de rechtbank de minister in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door rechter M. Munsterman, in aanwezigheid van griffier T.H. Bos, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.