ECLI:NL:RBDHA:2024:20464

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
NL24.39188
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting van verzoekster naar Oeganda

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 december 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster beoordeeld. Verzoekster, die in het bezit is van een v-nummer, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie van 17 september 2024, waarin haar aanvraag voor een verblijfsvergunning als familie- of gezinslid is afgewezen. De voorzieningenrechter heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster vanwege betalingsonmacht vrijgesteld is van de verplichting om het griffierecht te betalen. De minister heeft aan verzoekster medegedeeld dat zij Nederland niet mag afwachten en terug moet keren naar Oeganda, wat verzoekster in een spoedeisende situatie plaatst. Het verzoek van verzoekster is gericht op het voorkomen van haar uitzetting gedurende de bezwaarprocedure.

De minister heeft op 18 november 2024 aangegeven zich niet te verzetten tegen een toewijzing van de voorlopige voorziening, wat de voorzieningenrechter heeft meegenomen in zijn beslissing. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat de uitzetting van verzoekster achterwege blijft totdat er een beslissing is genomen op het bezwaar. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan verzoekster, aangezien de gemachtigde van verzoekster een verzoekschrift heeft ingediend. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.39188

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 december 2024 in de zaak tussen

[naam], v-nummer: [nummer], verzoekster

(gemachtigde: mr. J. Burema),
en

de minister van Asiel en Migratie

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster hangende het bezwaar tegen het besluit van 17 september 2024, waarin de minister de aanvraag van verzoekster om een verblijfsvergunning voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [naam]’, heeft afgewezen. Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.1.
De voorzieningenrechter nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Verzoekster wordt vanwege betalingsonmacht vrijgesteld van de verplichting om het griffierecht te betalen.
3. De voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen als tegen een besluit bezwaar is gemaakt en onverwijlde spoed, gelet op de betrokkenen belangen, dat vereist. [2]
4. De minister heeft aan verzoekster medegedeeld dat zij de behandeling van het bezwaar niet in Nederland mag afwachten en dient terug te keren naar Oeganda. Verzoekster heeft daarom spoedeisend belang bij de verzochte voorziening.
5. Het verzoek strekt ertoe te bepalen dat verzoekster gedurende de behandeling van het bezwaar Nederland niet hoeft te verlaten. De minister heeft op 18 november 2024 aan de rechtbank meegedeeld zich niet te verzetten tegen een toewijzing van een voorlopige voorziening voor zover dit ziet op het niet uitzetten van verzoekster totdat er een beslissing is genomen op het bezwaar. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toe.

Conclusie en gevolgen

6. Gelet op het voorgaande wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toe en bepaalt dat de uitzetting achterwege blijft totdat op het bezwaar is beslist. Dat betekent dat het besluit van 17 september 2024 wordt geschorst en verzoekster gedurende de bezwaarprocedure niet mag worden uitgezet.
6.1.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, krijgt verzoekster ook een vergoeding voor haar proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. De vergoeding bedraagt € 875,- omdat de gemachtigde van verzoekster een verzoekschrift heeft ingediend, waarvoor gelet op het Besluit proceskosten bestuursrecht 1 punt wordt toegekend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe;
- treft de voorlopige voorziening dat de uitzetting van verzoekster achterwege blijft totdat op het bezwaar is beslist;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 875,- aan proceskosten van verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Duifhuizen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Berendsen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dit mogelijk.
2.Dat staat in artikel 8:81 van de Awb.