ECLI:NL:RBDHA:2024:20464
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting van verzoekster naar Oeganda
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 december 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster beoordeeld. Verzoekster, die in het bezit is van een v-nummer, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie van 17 september 2024, waarin haar aanvraag voor een verblijfsvergunning als familie- of gezinslid is afgewezen. De voorzieningenrechter heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster vanwege betalingsonmacht vrijgesteld is van de verplichting om het griffierecht te betalen. De minister heeft aan verzoekster medegedeeld dat zij Nederland niet mag afwachten en terug moet keren naar Oeganda, wat verzoekster in een spoedeisende situatie plaatst. Het verzoek van verzoekster is gericht op het voorkomen van haar uitzetting gedurende de bezwaarprocedure.
De minister heeft op 18 november 2024 aangegeven zich niet te verzetten tegen een toewijzing van de voorlopige voorziening, wat de voorzieningenrechter heeft meegenomen in zijn beslissing. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat de uitzetting van verzoekster achterwege blijft totdat er een beslissing is genomen op het bezwaar. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan verzoekster, aangezien de gemachtigde van verzoekster een verzoekschrift heeft ingediend. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.