Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Het Brussels Agentschap voor het Ondernemerschap,
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het inleidende verzoek en het verweer
4.De beoordeling
5.De beslissing
€ 543,-;
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft het Brussels Agentschap voor het Ondernemerschap (BAO) een ontbindingsverzoek ingediend bij de kantonrechter in Den Haag om de arbeidsovereenkomst met een werknemer te beëindigen. Het verzoek is ingediend op 6 februari 2024 en de mondelinge behandeling vond plaats op 19 maart 2024. BAO stelde dat er sprake was van verwijtbaar handelen door de werknemer, onder andere door het veronachtzamen van omgangsvormen en het niet adequaat uitvoeren van taken. De werknemer betwistte deze beschuldigingen en vroeg om afwijzing van het verzoek, dan wel om een billijke vergoeding naast de transitievergoeding.
De kantonrechter heeft de argumenten van BAO en de werknemer zorgvuldig afgewogen. Hij concludeerde dat de voorbeelden van verwijtbaar handelen niet voldoende waren om te spreken van een voldragen ontslaggrond. De kantonrechter erkende dat culturele verschillen een rol spelen in de beoordeling van het gedrag van de werknemer, maar was niet overtuigd dat de elementen die BAO aanvoerde samen een redelijke ontslaggrond vormden. Ook de tweede ontslaggrond, een verstoorde arbeidsverhouding, werd niet bewezen, aangezien de communicatie tussen de werknemer en haar leidinggevende als 'zakelijk' en 'hoffelijk' werd gekarakteriseerd.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek van BAO tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen en BAO veroordeeld in de proceskosten van de werknemer, begroot op € 543,-. De beslissing werd op 17 april 2024 openbaar uitgesproken.