ECLI:NL:RBDHA:2024:20453
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking beroep in bestuursrechtelijke herbeoordeling
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 6 december 2024, wordt het verzoek van verzoekster om een proceskostenveroordeling tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen beoordeeld. Verzoekster had op 30 januari 2024 een herbeoordeling aangevraagd in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Na het indienen van een beroep wegens het niet tijdig nemen van een besluit, trok verzoekster haar beroep in op 8 november 2024, nadat verweerder alsnog een beslissing had genomen.
De rechtbank oordeelt dat verzoekster recht heeft op een vergoeding van haar proceskosten, omdat verweerder geheel tegemoet is gekomen aan haar verzoek. Verweerder had verzocht om een wegingsfactor van 0,25 toe te passen, maar de rechtbank stelt vast dat in dit geval een wegingsfactor van 0,5 van toepassing is, aangezien het beroep van eenvoudige aard was en uitsluitend de niet-tijdigheid van het beslissen aan de orde was.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 437,50, door verweerder aan verzoekster moeten worden vergoed. Daarnaast wordt verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter D.R. van der Meer en is openbaar uitgesproken op 6 december 2024.