ECLI:NL:RBDHA:2024:20439
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkverklaring van een asielaanvraag van een Soedanese eiser met betrekking tot internationale bescherming in Frankrijk
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van een Soedanese eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn asielaanvraag beoordeeld. De rechtbank heeft op 27 november 2024 uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer NL24.33633. De eiser, vertegenwoordigd door mr. E.J.P. Cats, had op 17 augustus 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. L.J.M. Rog, had deze aanvraag op 27 augustus 2024 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de eiser in Frankrijk internationale bescherming geniet.
De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2024 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister. De rechtbank oordeelt dat de minister op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat de behandeling van de eiser in Frankrijk in overeenstemming is met de relevante mensenrechtenverdragen. De eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Frankrijk een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest.
De rechtbank wijst erop dat de eiser niet voldoende heeft aangetoond dat hij alle mogelijkheden in Frankrijk heeft uitgeput om hulp te krijgen. Bovendien wordt de stelling van de eiser dat hij bijzonder kwetsbaar is, niet gevolgd, omdat de juridische positie van statushouders verschilt van die van Dublinclaimanten, zoals in het arrest Tarakhel is behandeld. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en verklaart het beroep ongegrond. De eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.