ECLI:NL:RBDHA:2024:20427
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel in het vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel die aan eiser was opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigden mr. I. Wudka en mr. M. Smeulders, had beroep ingesteld tegen het besluit van de Minister van Asiel en Migratie, dat op 15 november 2024 was genomen. Dit besluit hield in dat eiser een vrijheidsontnemende maatregel was opgelegd. Eiser heeft tevens verzocht om schadevergoeding, aangezien de bewaring op 27 november 2024 door de verweerder was opgeheven.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat indien de maatregel in strijd is met de Vreemdelingenwet of niet gerechtvaardigd is, het beroep gegrond kan worden verklaard. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de maatregel niet onrechtmatig was, ondanks de argumenten van eiser dat er geen zware en lichte gronden waren vermeld en dat de beschikking niet door een bevoegde ambtenaar was ondertekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van 17 november 2024 met redenen was omkleed en dat de ondertekenaar bevoegd was.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.