ECLI:NL:RBDHA:2024:20421
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel in vreemdelingenrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel die aan eiseres was opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres, die asiel had aangevraagd op 9 november 2024, was in bewaring gesteld, maar deze maatregel werd op 24 november 2024 opgeheven door de Minister van Asiel en Migratie. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft de zaak schriftelijk behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres op 26 november 2024 de gronden van het beroep indiende en verweerder op 27 november 2024 hierop reageerde. De rechtbank heeft op 29 november 2024 het onderzoek gesloten.
De rechtbank overweegt dat indien de maatregel in strijd is met de Vw of niet gerechtvaardigd is, het beroep gegrond kan worden verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrijheidsontnemende maatregel was opgelegd in het kader van het grensbewakingsbelang, maar dat deze niet mag worden voortgezet indien er bijzondere individuele omstandigheden zijn die dit onevenredig bezwarend maken. De rechtbank concludeert dat de maatregel is opgeheven en dat de beoordeling zich beperkt tot de vraag of eiseres recht heeft op schadevergoeding. Eiseres heeft aangevoerd dat er onjuiste data in de processen-verbaal zijn opgenomen, maar de rechtbank oordeelt dat deze fouten tijdig zijn hersteld en dat er geen onrechtmatige maatregel is geweest.
De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af en verklaart het beroep ongegrond. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier, en is openbaar uitgesproken.