ECLI:NL:RBDHA:2024:20409
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vaststelling van een projectplan voor de aanleg van een peilscheiding en gemaal in het kader van waterbeheer
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 5 november 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Rijnland beoordeeld. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van een projectplan dat voorziet in de aanleg van een peilscheiding en een gemaal aan de [straatnaam 1] in [plaatsnaam]. Dit projectplan is vastgesteld op 19 december 2023 en is bedoeld om wateroverlast door bodemdaling in de binnenstad van [plaatsnaam] tegen te gaan. De rechtbank behandelt de argumenten van eiser, die stelt dat de doorvaarbaarheid van de [waterweg] door de realisatie van het projectplan in gevaar komt, wat negatieve economische gevolgen zou hebben voor lokale ondernemers.
De rechtbank overweegt dat verweerder bij de vaststelling van het projectplan beleidsruimte heeft en dat het aan verweerder is om de verschillende belangen tegen elkaar af te wegen. De rechtbank concludeert dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om het projectplan vast te stellen, ondanks de bezwaren van eiser. De rechtbank stelt vast dat de doorvaarbaarheid van de [waterweg] niet als hoofdzaak kan worden aangemerkt, aangezien deze geen hoofdvaarweg is en voornamelijk voor pleziervaart wordt gebruikt. De rechtbank oordeelt dat de belangen van waterbeheer zwaarder wegen dan de economische belangen van de doorvaarbaarheid.
De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en wijst erop dat eiser de mogelijkheid heeft om schadevergoeding aan te vragen indien hij meent dat het projectplan tot schade heeft geleid. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging bij de vaststelling van projectplannen in het kader van waterbeheer.