ECLI:NL:RBDHA:2024:20408
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de appellabiliteit van een besluit inzake de vaststelling van een ontwerp voor een wachtplaats voor de scheepvaart
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 15 februari 2023, waarin zijn bezwaar tegen de vaststelling van een ontwerp voor een wachtplaats voor de scheepvaart bij een brug niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank beoordeelt of de brief van 7 november 2022, waarin de eiser werd geïnformeerd over de vaststelling van het ontwerp, kan worden aangemerkt als een appellabel besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat de brief geen appellabel besluit is, omdat deze niet op rechtsgevolg is gericht en geen verandering in rechten of verplichtingen van de eiser met zich meebrengt. De rechtbank oordeelt dat de brief slechts een mededeling van een voorgenomen feitelijke handeling is en dat de eiser niet in zijn rechten wordt aangetast door de vaststelling van het ontwerp. De rechtbank verklaart het beroep van de eiser ongegrond en bevestigt de beslissing van verweerder om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.