ECLI:NL:RBDHA:2024:20362

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
SGR 23/2321
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van schuldhulpverlening op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 6 december 2024, onder zaaknummer SGR 23/2321, wordt het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar schuldhulpverlening beoordeeld. Eiseres had zich niet gehouden aan de gemaakte afspraken, waardoor zij haar medewerkingsverplichting niet is nagekomen. Het college van Burgemeester en wethouders van Delft had op 5 september 2022 besloten om de schuldhulpverlening te beëindigen, wat door eiseres werd bestreden. De rechtbank oordeelt dat het college bevoegd was om de schuldhulpverlening te beëindigen, ondanks dat het bestreden besluit geen kenbare belangenafweging bevatte. De rechtbank passeert dit gebrek, omdat aannemelijk is dat eiseres door deze schending niet is benadeeld. Eiseres had meerdere kansen om aan het belastbaarheidsonderzoek mee te werken, maar is niet verschenen op de afspraken. De rechtbank concludeert dat het college in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om de schuldhulpverlening te beëindigen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en het college wordt veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2321

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P. van Baaren),
en

het college van Burgemeester en wethouders van Delft, het college

(gemachtigde: I. Ramautar).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen beëindiging van de schuldhulpverlening.
1.1.
Met het primaire besluit van 5 september 2022 heeft het college de schuldhulpverlening aan eiseres op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) beëindigd. Met het bestreden besluit van 16 maart 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft bij brief van 21 maart 2024 vragen gesteld aan eiseres. Eiseres heeft hier bij brief van 26 maart 2024 op gereageerd.
1.4.
Bij brief van 30 juli 2024 heeft de rechtbank partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen niet binnen de in de brief gestelde termijn hebben aangegeven dat zij op een zitting willen worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Bij besluit van 3 januari 2022 heeft het college eiseres schuldhulpverlening op grond van de Wgs toegekend. Hierbij is eiseres een medewerkingsverplichting opgelegd. In het Plan van Aanpak van 4 maart 2022, waarin wordt beschreven hoe de hulp van het college wordt vormgegeven, hebben eiseres en het college onder meer afgesproken dat [bedrijf] de belastbaarheid van eiseres zal onderzoeken. Eiseres is daarvoor door [bedrijf] uitgenodigd op 9, 24 en 30 juni 2022. Omdat eiseres niet (op het afgesproken tijdstip) op deze afspraken is verschenen, heeft het college eiseres in de brief van 21 juli 2022 bericht dat het college nieuwe afspraken zal inplannen, maar dat als eiseres niet op één van de afspraken verschijnt, het college de schuldhulpverlening kan stoppen. Vervolgens is eiseres uitgenodigd voor nieuwe afspraken op 25 augustus 2022 en 1 september 2022. Omdat eiseres ook niet op deze afspraken is verschenen, heeft eiseres volgens het college haar medewerkingsverplichting geschonden. Het college heeft daarom het primaire besluit genomen en dit, onder verwijzing naar het advies van de Adviescommissie voor bezwaarschriften, gehandhaafd bij het bestreden besluit.
Wat betoogt eiseres en hoe reageert het college?
3. Eiseres betoogt dat het college had moeten bezien hoe evenredig de beslissing is om de schuldhulpverlening te beëindigen. Eiseres heeft ADHD. Daardoor heeft ze problemen met het nakomen en registreren van afspraken. Verder heeft eiseres voor haar gevoel alle afspraken nageleefd en heeft [bedrijf] zelf afspraken afgezegd of op het laatste moment geweigerd. Ook is zij op afspraken verschenen, waarbij [bedrijf] mededeelde dat er een vergissing in het spel was en dat er nieuwe afspraken gemaakt zouden worden. De situatie rondom de afspraken is onduidelijk. Eiseres is bereid zich te laten onderzoeken, zodat bezien kan worden wat haar draagkracht is en officieel kan worden vastgesteld dat zij ADHD heeft. Het college had eiseres de kans kunnen geven om alsnog afspraken met [bedrijf] te maken. Het stoppen van de schuldhulpverlening omdat eiseres, volgens het college, onvoldoende inspanning toont, is een te zware sanctie. Er wordt geen rekening gehouden met de doelgroep waarvoor gewerkt wordt. De beslissing is in strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
3.1.
In het verweerschrift heeft het college zich primair op het standpunt gesteld dat eiseres geen belang heeft bij haar beroep, omdat eiseres niet kan bereiken dat de schuldhulpverlening met terugwerkende kracht kan worden voortgezet. Subsidiair heeft het college zich op het standpunt gesteld eiseres geen medewerking heeft verleend tijdens het schuldtraject. Eiseres heeft meerdere keren de kans gehad om te verschijnen bij [bedrijf] , maar daaraan heeft eiseres geen medewerking verleend. Zij heeft dit niet kunnen weerleggen. De schuldhulpverlening is daarom terecht beëindigd. Eiseres kan zich opnieuw melden voor schuldhulp.
Wat is het beoordelingskader?
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat oordeelt de rechtbank?
5. De rechtbank is allereerst van oordeel dat eiseres een belang bij deze procedure heeft. Hoewel de schuldhulpverlening niet met terugwerkende kracht kan worden verleend, kan eiseres met deze procedure bereiken dat de schuldhulpverlening moet worden hervat als de rechtbank tot het oordeel komt dat de beëindiging onterecht is.
5.1.
Het betoog van eiseres dat zij zich aan de afspraken heeft gehouden en dat het [bedrijf] is geweest die afspraken heeft afgezegd of geweigerd, slaagt niet. Uit het door [bedrijf] op 30 december 2022 verstrekte overzicht en de bijbehorende notities blijkt voldoende duidelijk dat eiseres niet (op het afgesproken tijdstip) op de afspraken is verschenen. In het, ook na vragen van de rechtbank, niet met stukken onderbouwde betoog van eiseres ziet de rechtbank geen reden om niet van het overzicht van [bedrijf] uit te gaan. Uit de stukken blijkt verder dat eiseres op de hoogte was van de afspraken van 9 juni 2022, 15 juni 2022, 25 augustus 2022 en begin september 2022. Nu uit het overzicht van [bedrijf] en de notities blijkt dat eiseres niet (tijdig) op de afspraken is verschenen, stelt het college zich terecht op het standpunt dat eiseres zich niet aan het Plan van Aanpak heeft gehouden en zij daardoor haar medewerkingsverplichting niet is nagekomen. Voor zover eiseres heeft bedoeld te stellen dat het niet nakomen van afspraken haar niet te verwijten valt doordat zij ADHD heeft, is deze stelling - ook na vragen van de rechtbank - niet onderbouwd.
5.2.
Het beëindigen van de schuldhulpverlening wegens het niet nakomen van de medewerkingsverplichting op grond van artikel 10 van de Beleidsregel Schuldhulpverlening 2021 betreft een discretionaire bevoegdheid van het college. Het college moet bij de uitoefening van de discretionaire bevoegdheid een belangenafweging maken. In dit geval heeft het college in het bestreden besluit volstaan met de constatering dat eiseres de medewerkingsverplichting niet is nagekomen. Het bestreden besluit bevat geen (kenbare) belangenafweging. De rechtbank is daarom van oordeel dat het bestreden besluit niet is gebaseerd op een deugdelijk onderzoek naar de bij het besluit betrokken belangen en een draagkrachtige motivering. Het bestreden besluit is daarmee in strijd met het motiveringsbeginsel [1] en het evenredigheidsbeginsel [2] . De rechtbank zal dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb passeren, omdat aannemelijk is dat eiseres door deze schending niet is benadeeld. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
5.3.
Eiseres is in totaal vijf keer uitgenodigd voor een afspraak bij [bedrijf] . Het college heeft eiseres gewaarschuwd dat het niet verschijnen op de afspraken kan leiden tot beëindiging van de schuldhulpverlening en heeft haar na drie gemiste afspraken een hersteltermijn geboden en haar nog twee maal uitgenodigd voor een afspraak. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college eiseres daarmee voldoende in de gelegenheid gesteld om aan het belastbaarheidsonderzoek mee te werken en de gemaakte afspraken na te komen. De rechtbank ziet in de gestelde bereidheid van eiseres om (alsnog) aan het onderzoek mee te werken dan ook geen grond om het bestreden besluit onevenredig te achten. Eiseres heeft haar stelling dat zij ADHD heeft en daardoor problemen ervaart bij het nakomen van afspraken niet met (medische) stukken onderbouwd, ook niet na vragen van de rechtbank. Dit vormt daarom evenmin reden om het bestreden besluit onevenredig te achten. Nu eiseres ook niet op andere wijze (met stukken) heeft onderbouwd dat zij door het bestreden besluit onevenredig wordt geraakt, bijvoorbeeld dat zij daardoor in dermate grote financiële problemen komt dat huisuitzetting of afsluiting van water, gas of elektriciteit dreigt, concludeert de rechtbank dat het college in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om de schuldhulpverlening aan eiseres te beëindigen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat beëindiging van de schuldhulpverlening in stand blijft. Het college moet wel het griffierecht aan eiseres vergoeden, omdat de rechtbank toepassing heeft gegeven aan artikel 6:22 van de Awb. Om dezelfde reden krijgt zij een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 875,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet gemeentelijke schuldhulpverlening
Artikel 7
1. De cliënt is verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
(…)
Beleidsregel Schuldhulpverlening 2021
Artikel 9
(…)
2. De Financiële Winkel probeert altijd maatwerk te leveren. Daar staat tegenover dat van de klant wordt verwacht dat hij/zij volledig meewerkt. Vanaf het moment dat de schuldhulpverlening is toegekend, heeft de klant een inlichting- en medewerkingsplicht op grond van de Wgs. Dit betekent onder andere:
a. het tijdig inleveren van noodzakelijke informatie en bewijsstukken voor de schuldhulpverlening die de Financiële Winkel niet zelf kan verkrijgen, dit tot het moment dat de Financiële Winkel geen nieuwe informatie meer nodig heeft/opvraagt;
b. afspraken nakomen, zoals onder andere vastgelegd in de schuldregelingsovereenkomst;
c. geen nieuwe schulden aangaan (onder andere door de inzet van budgetbeheer);
d. zich houden aan de bepalingen van het plan van aanpak en de schuldregelingsovereenkomst.
Artikel 10
1. Komt de klant de verplichtingen (zoals genoemd in artikel 9.2) niet of onvoldoende na? Dan kan de Financiële Winkel besluiten om de schuldhulpverlening te stoppen. De klant krijgt dan een beschikking.
(…)

Voetnoten

1.Zie artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie artikel 3:4 van de Awb.