ECLI:NL:RBDHA:2024:20326

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
AWB 24/5190
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning regulier

Op 6 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een verzoeker van Armeense nationaliteit, die een verblijfsvergunning regulier had aangevraagd op grond van artikel 8 EVRM/humanitair. De aanvraag, ingediend op 6 maart 2018, werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen in een besluit van 29 juni 2018. Tevens werd aan de verzoeker een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Na het indienen van bezwaar, verklaarde de minister het bezwaar ongegrond in een besluit van 22 maart 2024. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld, geregistreerd onder zaaknummer AWB 24/5189, en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan in de beroepsprocedure, waarbij het beroep ongegrond werd verklaard. Hierdoor was de voorlopige voorziening niet meer nodig, en werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter heeft de minister wel veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 875,-. Deze kosten zijn berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de rechtsbijstand die door een derde is verleend. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/5190

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 december 2024 in de zaak tussen

[naam] , verzoeker,

geboren op [geboortedatum] ,
van Armeense nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. N.B. Swart),
en
de minister van Asiel en Migratie, [1] de minister.

Inleiding

1. Bij besluit van 29 juni 2018 (het primaire besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoeker van 6 maart 2018 tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als verblijfsdoel ‘privéleven op grond van artikel 8 EVRM/humanitair’ afgewezen. Ook heeft de minister aan verzoeker geen uitstel van vertrek verleend en hem een inreisverbod voor de duur van twee jaren opgelegd.
1.1.
De minister heeft bij besluit van 22 maart 2024 (het bestreden besluit) het bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit kent een ‘Aanvulling op het besluit op bezwaar van 22 maart 2024’, dat van dezelfde datum is en met hetzelfde kenmerk. Deze aanvulling maakt onderdeel uit van het bestreden besluit. Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer AWB 24/5189. Tevens heeft verzoeker de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

2. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer AWB 24/5189, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Het beroep is daarbij ongegrond verklaard en de minister is veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding en proceskosten. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3. Gelet op de uitkomst van de beroepsprocedure veroordeelt de voorzieningenrechter de minister wel in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is op 6 december 2024 gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.