ECLI:NL:RBDHA:2024:2032

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
NL24.273
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van het besluit tot niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag en proceskostenveroordeling

Op 19 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Nigeriaanse eiser die beroep had aangetekend tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft het beroep van de partner van eiser gegrond verklaard, wat ook gevolgen heeft voor de asielaanvraag van eiser zelf. Eiser had op 29 juni 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag op 28 december 2023 niet-ontvankelijk verklaard, met de opdracht om onmiddellijk naar Italië te gaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris deze beslissing ten onrechte had genomen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de partner van eiser subsidiaire bescherming had gekregen in Italië. De rechtbank oordeelde dat het besluit niet zorgvuldig tot stand was gekomen en in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.273

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. G.J. van Kammen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. R.R. de groot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. Hij heeft op 29 juni 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 28 december 2023 deze aanvraag in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard en eiser opgedragen om onmiddellijk naar Italië te gaan.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
3. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag, voor zover voor de beoordeling van dit beroep van belang, het volgende ten grondslag gelegd. Nadat ze eiser van de zee hebben gered heeft iemand al zijn kosten betaald. Een maand na de vingerafdrukken in Italië ging eiser naar Capo, de persoon die hem van Libië gekocht heeft. Vanwege een gevangenschap dacht Capo dat eiser was gevlucht en heeft gebeld met de Nigeriaanse Capo. Ze hebben het huis van de vader van eiser verbrand. In juni 2023 is eiser samen met zijn partner en op dat moment nog ongeboren zoon naar Nederland gevlucht.
4. De staatssecretaris heeft in het voornemen, dat deel uitmaakt van het bestreden besluit, overwogen dat uit informatie blijkt dat eiser in Italië internationale bescherming heeft. Dat de eventuele geldigheidsduur van de door Italië verleende internationale bescherming is verlopen, betekent niet dat de asielstatus is vervallen. Eiser geeft geen concrete aanwijzingen of aanknopingspunten om aan te nemen dat de subsidiaire beschermingsstatus is ingetrokken of beëindigd. In het bestreden besluit is de staatssecretaris ingegaan op dat wat eiser in de zienswijze naar voren heeft gebracht.
5. De rechtbank oordeelt als volgt. Bij uitspraak van vandaag heeft de rechtbank het beroep van de partner van eiser gegrond verklaard, omdat de staatssecretaris de conclusie dat (ook) aan de partner subsidiaire bescherming is verleend niet enkel op de brief van 14 november 2023 heeft kunnen baseren zonder dat bij de Italiaanse autoriteiten te verifiëren. Daarom is de rechtbank van oordeel dat het besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen en in strijd is met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht waar is bepaald dat het bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen. Omdat eiser een gezin vormt met zijn partner en hun in Nederland geboren kind, komt ook het besluit van eiser voor vernietiging in aanmerking. Ter zitting heeft de staatssecretaris desgevraagd ook bevestigd dat als het besluit ten aanzien van eisers partner niet in stand blijft, dat ertoe leidt dat eiser ook niet aan Italië zal worden overgedragen.
6. Het beroep is gegrond. Omdat het beroep gegrond is bestaat er aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank begroot die kosten aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht op € 1750,- aan kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank houdt rekening met 1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor van 1.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de staatssecretaris om de proceskosten van eiser te vergoeden tot een bedrag van € 1750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Buikema, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.