ECLI:NL:RBDHA:2024:20315

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
awb 23/11885
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak zonder beroepsprocedure

Op 6 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer AWB 23/11885, waarin verzoekster een verzoek om een voorlopige voorziening had ingediend tegen de afwijzing van haar aanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat verzoekster geen beroep heeft ingesteld tegen de beslissing op het bezwaarschrift dat op 17 oktober 2024 door de minister is genomen. De voorzieningenrechter legt uit dat, volgens artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, een verzoek om voorlopige voorziening alleen kan worden ingediend als er een beroepsprocedure loopt tegen het besluit waartegen het verzoek zich richt. Aangezien dit niet het geval is, wordt het verzoek niet inhoudelijk beoordeeld en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, in aanwezigheid van griffier B.A. van der Wiel, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/11885

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 december 2024 in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster

V-nummer: [vnummer]
(gemachtigde: mr. M.K. Bhadai),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de afwijzing van de aanvraag van verzoekster. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.
1.2.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 10 oktober 2023 afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3.
De minister heeft op 17 oktober 2024 beslist op het bezwaarschrift.
1.4.
Verzoekster heeft geen beroep ingesteld tegen de beslissing op het bezwaarschrift.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Het verzoek om voorlopige voorziening gaat over het primaire besluit en het besluit op het bezwaar tegen dat besluit. Tegen dat laatste besluit loopt geen beroepsprocedure. Alleen als dat wel het geval is, kan iemand een verzoek om voorlopige voorziening doen.

Conclusie en gevolgen

3. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van B.A. van der Wiel, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.