ECLI:NL:RBDHA:2024:20305
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in jeugdhulpzaak met betrekking tot minderjarige
In deze zaak hebben eisers, wettelijk vertegenwoordigers van hun minderjarige zoon Floris, op 15 oktober 2024 een aanvraag ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk voor verlenging van de toegekende jeugdhulp op grond van de Jeugdwet. Op 29 oktober 2024 heeft een jeugdconsulent hen telefonisch geïnformeerd dat de gemeente voornemens is de aanvraag af te wijzen. Hierop hebben eisers op 31 oktober 2024 een bezwaarschrift ingediend. Op 9 november 2024 hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Bij besluit van 22 november 2024 heeft verweerder het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk verklaard, waarna eisers op 23 november 2024 beroep hebben ingesteld tegen dit besluit.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 26 november 2024 behandeld, waarbij zowel eisers als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De voorzieningenrechter concludeert dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, en beslist daarom ook op het beroep van eisers. De voorzieningenrechter overweegt dat de aanvraag tot verlenging van de jeugdhulp op 15 oktober 2024 is gedaan, en dat de termijn voor een besluit pas op 10 december 2024 verstrijkt. Verweerder heeft aangegeven dat er nog onderzoek nodig is naar de passende hulp voor Floris, en dat er dus nog geen inhoudelijke beslissing is genomen. Hierdoor kunnen eisers niet bereiken wat zij willen, namelijk een verlenging van de begeleiding.
De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Paridon, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 6 december 2024.