ECLI:NL:RBDHA:2024:20305

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
24_9280
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in jeugdhulpzaak met betrekking tot minderjarige

In deze zaak hebben eisers, wettelijk vertegenwoordigers van hun minderjarige zoon Floris, op 15 oktober 2024 een aanvraag ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk voor verlenging van de toegekende jeugdhulp op grond van de Jeugdwet. Op 29 oktober 2024 heeft een jeugdconsulent hen telefonisch geïnformeerd dat de gemeente voornemens is de aanvraag af te wijzen. Hierop hebben eisers op 31 oktober 2024 een bezwaarschrift ingediend. Op 9 november 2024 hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Bij besluit van 22 november 2024 heeft verweerder het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk verklaard, waarna eisers op 23 november 2024 beroep hebben ingesteld tegen dit besluit.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 26 november 2024 behandeld, waarbij zowel eisers als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De voorzieningenrechter concludeert dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, en beslist daarom ook op het beroep van eisers. De voorzieningenrechter overweegt dat de aanvraag tot verlenging van de jeugdhulp op 15 oktober 2024 is gedaan, en dat de termijn voor een besluit pas op 10 december 2024 verstrijkt. Verweerder heeft aangegeven dat er nog onderzoek nodig is naar de passende hulp voor Floris, en dat er dus nog geen inhoudelijke beslissing is genomen. Hierdoor kunnen eisers niet bereiken wat zij willen, namelijk een verlenging van de begeleiding.

De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Paridon, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 6 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 24/9280 en SGR 24/8881
uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 december 2024 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[eiser] en [eiseres] in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van hun minderjarige zoon [de minderjarige], uit [woonplaats], eisers,
en

het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk, verweerder

(gemachtigde: T. Baltus).

Inleiding

Eisers hebben op 15 oktober 2024 een aanvraag bij verweerder ingediend voor verlenging van de toegekende jeugdhulp voor hun zoon Floris op grond van de Jeugdwet (Jw).
Op 29 oktober 2024 heeft een jeugdconsulent telefonisch bericht dat de gemeente voornemens is de aanvraag af te wijzen.
Eisers hebben op 31 oktober 2024 een bezwaarschrift ingediend.
Op 9 november 2024 hebben eisers aan de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 22 november 2024 heeft verweerder het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk verklaard.
Eisers bij emailbericht van 23 november 2024 beroep ingesteld tegen het besluit van 22 november 2024.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 26 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist zij ook op het beroep van eiser. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2. Aan verzoekers is bij besluit van 29 augustus 2024 ten behoeve van Floris jeugdhulp op grond van de Jw toegekend in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) voor 8 uur per week individuele begeleiding licht door Digibende voor de periode van 22 juli 2024 tot en met 2 november 2024.
3. Verzoekers hebben, naar de voorzieningenrechter uit de toelichting ter zitting heeft begrepen, verzocht als voorziening te treffen dat verweerder wordt verplicht om op korte termijn een formele beschikking af te geven omtrent de aanvraag en dat de jeugdhulp aan Floris wordt gecontinueerd gedurende de bezwaar/beroepsprocedure.
4. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eisers bezwaar hebben gemaakt tegen een mondelinge mededeling van een jeugdconsulent en dat die mededeling niet is aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Op dit moment kan volgens verweerder nog niet met zekerheid aangegeven worden of de aanvraag wordt toegekend of afgewezen omdat nader onderzoek nodig is. Verweerder streeft ernaar om voor 10 december 2024 te beslissen.
5. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
5.1.
In artikel 3.1. van de Beleidsregels Jeugdhulp 2023 Rijswijk is bepaald dat als een jeugdige en/of ouders behoefte heeft aan ondersteuning bij opgroei- en opvoedproblemen zij contact kunnen opnemen met de gemeente. Soms blijkt na een korte vraagverkenning dat informatie en advies voldoende is voor de jeugdige en/of ouder(s) om de probleemsituatie op te lossen of om het ervaren probleem te normaliseren. Wanneer verdere vraagverheldering nodig is, kan de jeugdige en/of ouder(s) een aanvraag indienen voor Jeugdhulp. Dit doen zij schriftelijk en bij voorkeur door middel van een gestandaardiseerd digitaal aanvraagformulier van het jeugdteam, deze is beschikbaar via de website van de gemeente. Het aanvraagformulier dient een handtekening te bevatten van minimaal één gezaghebbende ouder. Na ontvangst van de aanvraag moet er binnen acht weken een beschikking worden afgegeven. Mocht het niet lukken om de beschikking binnen acht weken af te geven, laat het college de aanvrager weten binnen welke redelijke termijn de beschikking wel wordt afgegeven.
5.2.
De aanvraag tot verlenging is gedaan op 15 oktober 2024, zodat de termijn waarbinnen verweerder een besluit moet nemen op deze aanvraag pas op 10 december 2024 verstrijkt. Verweerder heeft aangegeven dat zij voor de beoordeling van de aanvraag nog onderzoek wil doen naar welke hulp voor Floris passend is en dat er dus nog niet inhoudelijk is beslist op de aanvraag. Bij deze stand van zaken kunnen eisers naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet bereiken wat zij inhoudelijk willen bereiken, namelijk een verlenging van de begeleiding met ingang van heden. Over de verzochte verlenging is immers nog geen besluit genomen en deze kan ook niet worden genomen omdat het daarvoor nodige onderzoek nog niet is gedaan. Het verzoek om een voorlopige voorziening voldoet daarmee niet aan het materiële connexiteitsvereiste. De door eiseres gevraagde voorzieningen kunnen dus niet worden getroffen.
6. Wat betreft het beroep van eisers gericht tegen het beslissing op bezwaar van 22 november 2023 is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. Er is geen schriftelijke beslissing van het bestuursorgaan. Het beroep is daarom ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Paridon, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van W.M. Colpa, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 december 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.