Op 5 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eisers, vertegenwoordigd door mr. D. de Vries, een beroep hebben ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie wegens het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Deze aanvraag was ingediend op 3 januari 2023 in het kader van nareis als familie- of gezinslid van een referent. In een eerdere uitspraak van 19 januari 2024 had de rechtbank de minister al een beslistermijn van vier weken opgelegd, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding, tot een maximum van € 7.500,-. De minister heeft deze termijn niet nageleefd, wat heeft geleid tot het indienen van een nieuw beroep op 8 mei 2024.
De rechtbank heeft in deze procedure geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat de minister wederom niet tijdig een besluit heeft genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister in gebreke is gebleven en dat de eerder opgelegde dwangsom inmiddels volledig verbeurd was. De rechtbank heeft de minister een nieuwe termijn van twaalf weken gegeven om alsnog een besluit te nemen, en opnieuw een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 437,50, en het betaalde griffierecht van € 187,-. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, in aanwezigheid van griffier mr. B.A. Smit, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.