In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag van 21 juli 2023 om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] (referent) in het kader van nareis. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt. Partijen hebben hiermee ingestemd, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten en het beroep dus niet heeft behandeld op een zitting.
Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen, waardoor eiseres geen griffierecht hoeft te betalen. De rechtbank stelt vast dat de minister de termijn voor het nemen van een besluit met drie maanden heeft verlengd, maar dat deze termijn inmiddels is verstreken. Eiseres heeft de minister rechtsgeldig in gebreke gesteld en sindsdien zijn er meer dan twee weken verstreken.
Het beroep is gegrond verklaard. De rechtbank legt de minister een termijn van 90 dagen op om een beslissing te nemen, te rekenen vanaf het moment dat de aanvraag ter hand wordt genomen. De minister moet uiterlijk vóór 1 april 2025 een beslissing op de aanvraag van eiseres bekendmaken. Tevens wordt de minister een dwangsom opgelegd van € 100,- voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb. De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.