Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De procedure
- het tussenvonnis van 10 april 2024;
- de akte van 8 mei 2024 van de man, met producties 87 tot en met 114;
- de akte van 8 mei 2024 van de vrouw (inclusief vermeerdering van eis in reconventie), met producties 52 tot en met 79;
- de brief van 4 juni 2024 van de man, waarin hij toelicht nadere (originele) stukken te deponeren ter griffie van de rechtbank;
- de antwoordakte van 5 juni 2024 van de man (inclusief vermeerdering van eis in conventie), met producties 115 tot en met 121;
- de antwoordakte van 5 juni 2024 van de vrouw, met producties 80 tot en met 88;
- de brief van 10 juni 2024 van de vrouw, waarin zij bezwaar maakt tegen (i) het deponeren van nadere (originele) stukken door de man en (ii) het vermeerderen van eis door de man bij akte van 5 juni 2024;
- de brief van 18 juni 2024 van de man, waarin hij reageert op de bezwaren van de vrouw;
- de nadere akte van 19 juni 2024 van de man;
- de nadere akte van 19 juni 2024 van de vrouw;
- de rolbeslissing van 3 juli 2024 van de rechtbank, waarin de rechtbank partijen heeft bericht dat de door de man gedeponeerde stukken (inclusief begeleidende brief van 4 juni 2024) buiten beschouwing zullen worden gelaten en zullen worden geretourneerd aan de man en dat de eiswijziging van de man wordt toegelaten;
- de antwoordakte (reactie eiswijziging) van 17 juli 2024 van de vrouw.
2.De verdere beoordeling
- overboekingen van de man naar de Robeco-rekening van de vrouw van € 614.500 in de periode van 23 november 2006 tot en met 29 april 2019 (door de man aangeduid als vergoedingsrecht onderdeel II), en
- overboekingen van de man naar de ING-rekening van de vrouw van € 241.896 in de periode van 23 november 2006 tot en met 29 april 2019 (door de man aangeduid als vergoedingsrecht onderdeel III),
2006naar de Robeco-rekening van de vrouw heeft overgemaakt. Deze overboekingen moeten worden geacht in het oordeel van de rechtbank over vergoedingsrecht onderdeel I te zijn meegenomen, aangezien dit oordeel is gebaseerd op het saldo op de Robeco-rekening per 13 januari
2007.
inkomen uitdit vermogen. De rechtbank gaat er daarom van uit dat dit inkomen wel onder de reikwijdte van artikel 4 lid 3 van de huwelijkse voorwaarden valt.
inkomenvan de man. Dit heeft de rechtbank ook gedaan (zie hiervoor onder 2.34). Bij de vermogensopstelling van de man zullen de betalingen daarom buiten beschouwing worden gelaten.
welen welke
nietop de kosten van de huishouding betrekking hebben gehad. De rechtbank houdt vast aan deze systematiek en gaat daarom aan het standpunt van de vrouw voorbij.
achterde komma, bijvoorbeeld met betrekking tot de rente van de ING over 2013, 2018 en 2019) dat de rechtbank het niet nodig vindt om deze wijzigingen door te voeren.
HELOC-krediet
3.De beslissing
aan de Bank of Americate voldoen;