ECLI:NL:RBDHA:2024:20291

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
C/09/666149 / HA ZA 24-421
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot rectificatie na beledigende uitlatingen in het kader van een Vereniging van Eigenaren

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 november 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en [gedaagde], die beide betrokken zijn bij een Vereniging van Eigenaren (VvE) in Hillegom. De procedure volgde op een reeks beledigende en lasterlijke uitlatingen van [gedaagde] over [eiser], die hij in brieven aan medebewoners en in andere correspondentie had gedaan. [eiser] vorderde rectificatie van deze uitlatingen, die hij als onrechtmatig beschouwde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitlatingen van [gedaagde] over [eiser] evident beledigend en lasterlijk waren, en dat [gedaagde] zijn vrijheid van meningsuiting had overschreden. De rechtbank oordeelde dat [eiser] recht had op rectificatie van de onrechtmatige uitlatingen en dat [gedaagde] verplicht was om een schriftelijke rectificatie te sturen aan de huidige bewoners van het appartementencomplex en de (voormalig) beheerders van de VvE. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld tot het betalen van een dwangsom voor iedere dag dat hij niet aan deze rectificatie voldeed. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van [eiser] toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/666149 / HA ZA 24-421
Vonnis van 27 november 2024
in de zaak van
[eiser]te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat: mr. drs. M.R. van Leeuwen te Zoetermeer,
tegen
[gedaagde]te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat: mr. S.H.N. de Wijs te Amsterdam.
Partijen worden hierna ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • de dagvaarding van 6 mei 2024, met producties 1 tot en met 18;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 6;
  • het tussenvonnis van deze rechtbank van 14 augustus 2024, waarin een mondelinge behandeling is bevolen;
  • de aanvullende productie 19 van [eiser] ;
  • het bezwaar van [gedaagde] tegen de aanvullende productie van [eiser] .
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2024. Tijdens de mondelinge behandeling hebben beide partijen hun standpunten toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft van de mondelinge behandeling aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen wonen in hetzelfde appartementencomplex aan de [adres] in Hillegom (hierna: het appartementencomplex).
2.2.
Toen [eiser] eind 2016 met zijn vrouw in het appartementencomplex kwam wonen, maakte [gedaagde] deel uit van het bestuur van de Vereniging van Eigenaren van het appartementencomplex (hierna: de VvE). Ook mevrouw [naam 1] (hierna: [naam 1] ) was op dat moment actief als bestuurder binnen de VvE.
2.3.
Binnen de VvE speelde destijds een conflict met één van de bewoners, de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ). [eiser] heeft aangeboden om tussen de VvE en [naam 2] te bemiddelen. Die bemiddeling heeft uiteindelijk geleid tot een escalatie binnen de VvE, waarna de VvE geen gebruik meer wilde maken van de bemiddeling van [eiser] .
2.4.
Medio 2017 is [gedaagde] , samen met [naam 1] , uit het bestuur van de VvE getreden. In de periode daarna is [VvE beheerder] , de VvE-beheerder, ook bestuurder van de VvE geweest, tot september 2018.
2.5.
In september 2018 is (onder anderen) [eiser] benoemd tot (nieuwe) bestuurder van de VvE.
2.6.
Tussen partijen ontstond – kort gezegd – een verschil van inzicht over het (correct) besturen van de VvE, het onderhoud van het appartementsgebouw en de in verband daarmee gemaakte c.q. te maken kosten. Dat heeft geleid tot een conflict tussen (in wezen) [eiser] en [gedaagde] .
2.7.
In een brief van 16 november 2018 van [gedaagde] aan alle medebewoners schreef [gedaagde] onder meer het volgende:
“De rechtszaak tegen [VvE beheerder] die nu loopt, valt buiten de Rechtsbijstandverzekering van het bestuur en wordt gevoerd op de aansprakelijkheidsverzekering van [naam 2] persoonlijk. [naam 2] is dan eiser. Maar niet meer dan een stroman, want het is [eiser] die namens de VVE in feite het proces voert! Regelrechte verzekeringsfraude. Dat is strafbaar. Ik distantieer mij daarvan. U ook?”
2.8.
In een brief van 17 november 2018 van [gedaagde] aan alle medebewoners schreef [gedaagde] :
“(…) Dit is pure misleiding door [eiser] . Ik heb van die man nooit anders meegemaakt. (…) [eiser] blijft zeiken. (…) Ook in de agenda en toelichting op die agenda zijn nog vele punten waar [eiser] u misleidt. (…)”
2.9.
Op 23 maart 2020 heeft het bestuur van de VvE aan [gedaagde] de volgende brief gestuurd:
“(…) Met uw briefjes heeft u het in september 2018 aangetreden bestuur nu al bij herhaling van fraude, oplichting en misleiding beschuldigd. (…) Kort geleden bent u weer begonnen briefjes op het publicatiebord te hangen waarmee u het bestuur en specifiek de voorzitter van het bestuur wederom in een kwaad daglicht zet. (…) Ondanks al uw toezeggingen houdt u maar niet op mensen vals te beschuldigen en in een kwaad daglicht te stellen. (…) Als u niet onmiddellijk ophoudt mensen (…) vals te beschuldigen en leden met foute informatie tegen elkaar en tegen het bestuur op te hitsen dan zal het bestuur genoodzaakt zijn u een boete op te leggen. (…)”
2.10.
In een brief van 3 april 2020 van [gedaagde] aan alle medebewoners staat onder meer:
“Ik heb het bestuur beticht van fraude omdat bij de notulering van agendapunt (…) verzuimd is, opzettelijk verzuimd is, (en dat is fraude [naam 3] ), in de notulen op te nemen, wat ik bij die behandeling vrijwel letterlijk naar voren heb gebracht (…) nu verklaart [eiser] dat het in de vergadering helemaal niet aan de orde is geweest. Dit is nu [eiser] ten voeten uit. Zo ver kun je dus zinken. (…) ik beschouw het weg laten uit de notulen als fraude.”
2.11.
Op 29 mei 2020 heeft [gedaagde] wederom een brief (gericht aan [eiser] ) gestuurd aan het bestuur van de VvE en de medebewoners. Daarin schreef [gedaagde] :
“(…) Alles bij elkaar frauduleus, omdat het door jou vermaledijde oude bestuur ook eens een enquête heeft gehouden en de leden heeft gevraagd het formulier naar [VvE beheerder] te sturen voor een eerlijke uitslag. (…) Mijn schrijfsels zijn geen schrijfsels. Maar goed zorgvuldig doordacht en doorwrocht proza waarin ik aan de leden (…) kenbaar maak dat [eiser] weer liegt, bedriegt, feiten verdraait, een ander de schuld geeft enz. (…) [eiser] , respect moet je verdienen. Je hebt het zelf grandioos kapot gemaakt. Ik heb dan ook geen respect voor je, zelfs geen waardering of wat dan ook. Maar daar maak je het dan ook naar. (…) Jij hebt dat zorgvuldig uit de notulen gehouden (…) en [naam 3] heeft zorgvuldig de gevraagde stemming niet gehouden. Maar beiden hebben de notulen ook ondertekend. Dus beiden zijn frauduleus in de fout gegaan en die fraude is zeker niet de eerste keer. Ik heb een dossier vol. (…)”
2.12.
Op 1 juni 2020 heeft het bestuur van de VvE gereageerd op de brief van [gedaagde] van 29 mei 2020. Het VvE-bestuur heeft onder meer geschreven:
“Sinds ons aantreden als bestuurders worden wij door [gedaagde] en [naam 1] als bestuur en vooral op persoonlijke titel beledigd, uitgescholden en vernederd. (…) Wij willen niet langer op alle valse beschuldigingen ingaan (…).”
2.13.
[eiser] heeft ook een bericht op het berichtenbord van het appartementencomplex geplaatst. Dit bericht luidt als volgt:
“Ik ben er klaar mee. Ik laat me niet meer langer besmeuren en vals beschuldigen en zelfs bedreigen. Ik ben klaar met deze gekte.”
2.14.
Op 2 juni 2020 heeft [gedaagde] op het bericht van [eiser] als volgt gereageerd:
(…) Weeg dat eens af met de keiharde, genadeloze niets en niemand ontziende manier waarop je zelf je medebewoners behandelde als ze zich niet hielden aan [eiser] “beleid”. (…)”
2.15.
[eiser] en zijn medebestuurders [naam 4] en [naam 5] zijn op 30 juni 2020 uit hun functie als bestuurders van de VvE ontheven.
2.16.
[eiser] , [naam 4] en [naam 5] zijn daarna een gerechtelijke procedure gestart tegen [naam 1] . In die procedure heeft [gedaagde] een tweetal verklaringen (door [gedaagde] zelf “verweerschriften” genoemd), gedateerd 10 en 20 oktober 2020, naar de kantonrechter gestuurd. In de eerste verklaring staat:
“(…) De onbetrouwbare [eiser] (…) De frauderende [eiser] : Behalve de in dit verweerschrift genoemde verzekeringsfraude t.a.v. het Decharge van [VvE beheerder] heeft [eiser] verder nog enkele fraudegevallen op zijn conto staan (…) De smeerlap [eiser] (…) De ruziemaker [eiser] (…) De blaaskaak [eiser] (…) [eiser] en zijn raaskallen (…) [eiser] gebruikt een vaste riedel: Liegen, bedriegen, oplichten en fraude. (…) Slotwoord: Het echtpaar [eiser] , een zwarte bladzijde in de geschiedenis van de flat [adres] . (…)”
2.17.
In de verklaring van 20 oktober 2020 heeft [gedaagde] meer dan twintig keer vermeld dat het bestuur van de VvE dan wel [eiser] “liegt en bedriegt”.
2.18.
Op 15 december 2020 schreef [gedaagde] aan [eiser] een nieuwe brief. Hierin is vermeld:
“(…) In mijn verweerschriften naar de Kantonrechter heb ik duidelijk aangetoond dat je hele doen en laten van liegen en bedriegen overeind staat. (…) [eiser] : Je begon je mail van 1 december als volgt: “Aangezien ik door u van liegen, bedriegen, oplichting en fraude ben beticht en volgens u ook de “zwarte bladzijde” in deze VvE ben, wens ik door u niet meer te worden aangeschreven, aangesproken of op andere wijze lastig te worden gevallen. Ik verzoek u vriendelijk om daar voortaan rekening mee te houden. Deze situatie kan pas na een zeer eenduidige en openlijke verontschuldiging uwerzijds veranderen. Ik wacht af”. [eiser] er is voor mij geen enkele reden om mijn opvatting over jou te wijzigen. De aanwezigheid van het echtpaar [eiser] is een zwarte bladzij in de historie van onze flat. Ik neem daar niets van terug. Hij wordt nog steeds bestendigd, maar misschien draagt het bovenstaande bij aan jouw mentale verandering.”
2.19.
Ook in 2021 heeft [gedaagde] veelvuldig brieven geschreven aan (onder meer) de medebewoners over [eiser] en over het voormalig bestuur van de VvE.
2.20.
In een e-mailbericht van [eiser] aan [gedaagde] van 2 april 2021 heeft [eiser] het volgende geschreven:
“(…) [gedaagde] , Wat bent u toch een ongelofelijke, alsmaar haatzaaiende pathologische leugenaar. U lijdt zo te zien aan mythomanie of anders gezegd pseudologia fantastica. Laat u nakijken, want dit lijkt ook op een ernstige vorm van delirium. Dat u gevangen zit in uw eigen gekte en daarin wilt blijven zitten moet u natuurlijk zelf weten. (…)”
2.21.
Op 19 mei 2021 schreef [gedaagde] een brief aan de Belangengroep VvE, met in cc alle bewoners van het appartementencomplex. De brief is kennelijk een reactie op een eerder rondschrijven van [eiser] , die van Duitse afkomst is. In de brief van [gedaagde] staat onder meer het navolgende:
“Op 12 mei heb ik u geschreven dat [eiser] [ [eiser] , rechtbank], als ik hem aanschrijf dat hij weer grandioos in de fout gaat, tegenwoordig met opgestoken zeil bij mij aanbelt om verhaal te halen. Altijd geschreeuw en dreigementen, maar nooit een opening tot gesprek, zodat ik op het laatst maar niet meer opendeed.
Dat aanbellen ging op allerlei tijden (…). Langdurig bellen en bonzen op de deur. (…) Heb ik dat meer gezien Ja, dat heb ik. Ik werd in de week van de bevrijding in 1945 12 jaar. In de jaren daarvoor heb ik persoonlijk meegemaakt, dat personen met [eiser] ’s nationaliteit op allerlei tijden op de dag en in de nacht (…) langdurig en luidruchtig op deuren bonsden en langdurig en luidruchtig aanbelden. Dat was om iemand “op te halen”, waarvan wij toen al wisten: Haalt hij het nieuwe jaar nog of haalt hij het eind van de oorlog. Wij noemden dat Gestapo methoden of Nazi praktijken. [eiser] brengt die opnieuw in praktijk! Met als enig doel: Macht, Macht, Macht over de inwoners van onze flat en het vestigen van een schrikbewind (…). Zou hij mij ook graag willen laten ophalen? Is hij erfelijk belast?”
2.22.
Ook nadien heeft [gedaagde] zich nog meermaals, ook tegenover de dochter van [eiser] (bij brief van 5 september 2021), schriftelijk vijandig over (het handelen van) [eiser] uitgelaten.
2.23.
In december 2023 heeft [eiser] een kort geding procedure tegen [gedaagde] aangespannen. In deze procedure heeft [eiser] gevorderd [gedaagde] te veroordelen om zich te onthouden van enige uitlating over hem en tot het doen van een schriftelijke rectificatie. Bij vonnis van 29 december 2023 heeft de voorzieningenrechter, voor zover hier van belang, het volgende overwogen:
“De uitlatingen die [gedaagde] heeft gedaan over [eiser] zijn evident beledigend en lasterlijk. Een verschil van opvatting over hoe de zaken in een vereniging van eigenaren behoren te gaan is altijd denkbaar. Aan een verschil van opvatting kan, onder omstandigheden, ook uiting worden gegeven buiten het verband van de vergadering van de eigenaren. Maar met de kruistocht die [gedaagde] heeft ingezet tegen (in het bijzonder) [eiser] , waarbij hij bewoordingen bezigt die zonder de geringste twijfel als onbetamelijk hebben te gelden, gaat [gedaagde] ver over de schreef. Iedereen heeft het recht op vrijheid van meningsuiting, ook [gedaagde] , maar die vrijheid kent een grens, en die grens heeft [gedaagde] veelvuldig overschreden met zijn beledigingen aan het adres van [eiser] . [gedaagde] heeft veelvuldig onrechtmatig gehandeld jegens [eiser] door diens grove uitlatingen in correspondentie gericht aan [eiser] en aan de (andere) bewoners van het appartementencomplex. Daarbij is van belang dat de verwijten die [gedaagde] [eiser] maakt, ongeacht of die verwijten in enige mate terecht zijn, geenszins de grofheid van de gemaakte verwijten rechtvaardigen. Het is gissen naar de oorzaak van de volharding waarmee [gedaagde] zijn beschimpingen is blijven herhalen, maar geen spoor van twijfel is er over het moment waarop dit gedrag moet eindigen, namelijk zo snel mogelijk na betekening van dit vonnis.”
2.24.
De voorzieningenrechter heeft (in conventie) [gedaagde] vervolgens, onder oplegging van een dwangsom, verboden om over [eiser] tegenover [eiser] en tegenover derden uitlatingen te doen die betreffen (a) strafrechtelijke delicten of onrechtmatig handelen, waaronder in elk geval, maar niet uitsluitend, uitlatingen over frauderen, oplichten, bedriegen, misleiden, tenzij [gedaagde] daarvoor een deugdelijke feitelijke basis kan aandragen en (b) beledigingen, waaronder in elk geval, maar niet uitsluitend aanduidingen als: crimineel, fraudeur, criminele fraudeur, smeerlap, leugenaar, bedrieger, oplichter, en aanduidingen verband houdend met gedrag van de bezetter gedurende de Tweede Wereldoorlog, en te bewerkstelligen dat een ander, zoals bijvoorbeeld een medebewoner, deze uitlatingen doet. De door [eiser] gevorderde veroordeling tot rectificatie is, wegens het ontbreken van een voldoende (spoedeisende) basis, afgewezen. In reconventie is ook [eiser] , onder oplegging van een dwangsom, veroordeeld zich te onthouden van enige lasterlijke en/of smadelijke uitlating over [gedaagde] tegenover [gedaagde] of tegenover bewoners van of andere betrokkenen bij het appartementencomplex.
2.25.
Bij brief van 12 september 2024 heeft [gedaagde] aan de bewoners van het appartementencomplex over een door [eiser] ingediend agendapunt voor een vergadering later die maand, het volgende geschreven:
“(…) [eiser] stuk ademt een onmetelijke rancune uit tegen alles en iedereen. [eiser] betrekt alles op zijn eigen doen en laten. Al heel kort na zijn inhuizing in 2016/2017 is zijn absolute onbetrouwbaarheid al gebleken en dat is ie nog. (…)”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, samengevat, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. [gedaagde] te veroordelen tot het doen van een schriftelijke rectificatie binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan alle bewoners, oud-bewoners, beheerders en externe bestuurders van de VvE alsmede andere door [gedaagde] bij zijn beschuldigingen betrokken partijen (waaronder de dochter van [eiser] ) voor het benoemen van [eiser] als crimineel, fraudeur en/of criminele fraudeur, in welke rectificatie tevens een excuus wordt gemaakt voor alle andere beschuldigingen alsmede alle vergelijkingen met het naziregime zoals die schriftelijk zijn gemaakt, een en ander als omschreven onder randnummer 48 van de dagvaarding, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 500 per dag met een maximum van € 50.000;
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering het volgende ten grondslag. [eiser] werd tot en met december 2023 stelselmatig grievend, smadelijk en lasterlijk bejegend door [gedaagde] . De uitlatingen van [gedaagde] over [eiser] zijn onrechtmatig. Daarom is [gedaagde] bij vonnis in kort geding een verbod opgelegd om zich uit te laten over [eiser] . [eiser] wenst thans nog een rectificatie van de door [gedaagde] gedane beledigende en grievende uitlatingen. [eiser] wenst dat zijn eer en goede naam worden gezuiverd en dat [gedaagde] zijn onrechtmatige uitlatingen terugneemt. [gedaagde] weigert om vrijwillig aan een dergelijke rectificatie mee te werken. [eiser] vordert daarom om [gedaagde] tot een rectificatie te veroordelen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Toelaatbaarheid productie 19 van [eiser] ?

4.1.
De rechtbank zal eerst ingaan op de toelaatbaarheid van productie 19 van [eiser] . [eiser] heeft deze aanvullende productie (een brief van [gedaagde] van 12 september 2024, zie onder 2.26) op 14 oktober 2024 in het geding gebracht. [gedaagde] heeft hiertegen bezwaar gemaakt, omdat het stuk buiten de in het tussenvonnis van de rechtbank genoemde termijn voor het indienen van nadere stukken is ingediend. Zoals de rechtbank ter zitting al heeft laten weten, gaat zij aan dit bezwaar voorbij. Het stuk is een week voor de zitting overgelegd. Het klopt dat dit op grond van het tussenvonnis te laat is, maar het betreft een productie van beperkte omvang en er was voor [gedaagde] nog voldoende gelegenheid om dit stuk voorafgaand aan de behandeling ter zitting te lezen teneinde daarop ter zitting te kunnen reageren. De rechtbank neemt productie 19 van [eiser] dus mee bij haar beoordeling. Aan het aanbod van [gedaagde] om in dat geval zelf ook nog een nadere productie (een brief van [eiser] ) in het geding te brengen, gaat de rechtbank voorbij, nu uit de ter zitting gegeven toelichting volgt dat deze voor de beoordeling niet van belang is. Zowel productie 19 van [eiser] als de voorgestelde nadere productie van [gedaagde] dienen volgens partijen om duidelijk te maken dat er nog steeds onrust binnen de VvE en tussen partijen bestaat. Dat is op de zitting voldoende duidelijk geworden en behoeft geen nadere onderbouwing.
Recht op rectificatie?
4.2.
Beoordeeld moet worden of de door [eiser] gevorderde rectificatie voor toewijzing vatbaar is. Voor een vordering tot rectificatie geeft artikel 6:167 BW een wettelijke regeling. Voor toepassing van deze regeling is aansprakelijkheid uit hoofde van onrechtmatige daad vereist. [gedaagde] betwist dat van onrechtmatig handelen jegens [eiser] sprake is geweest. Hij heeft er hierbij op gewezen dat hij vrijheid van meningsuiting heeft. Het klopt dat een ieder het recht heeft op een vrije meningsuiting. Dit recht kent echter wel een grens, namelijk in het geval daarmee iemands eer en goede naam op onrechtmatige wijze wordt aangetast. Deze grens is in dit geval meermaals door [gedaagde] overtreden. Uit de diverse overgelegde producties blijkt namelijk dat [gedaagde] [eiser] binnen de VvE structureel heeft geconfronteerd met heftige en grievende beschuldigingen. Zo heeft [gedaagde] [eiser] meermaals uitgemaakt voor (criminele) fraudeur, oplichter, bedrieger en leugenaar. Deze uitlatingen van [gedaagde] moeten, bij gebreke van een deugdelijke feitelijke basis, als onrechtmatig jegens [eiser] worden aangemerkt. Verder heeft [gedaagde] het handelen van [eiser] uitdrukkelijk vergeleken met het gedrag van de bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog (zie onder 2.21). Ook deze uitlatingen zijn bijzonder grievend en zonder meer onrechtmatig tegenover [eiser] . [eiser] heeft dus in beginsel op grond van artikel 6:167 BW recht op een rectificatie.
Voldoende belang bij rectificatie?
4.3.
[gedaagde] heeft als verweer nog aangevoerd dat [eiser] onvoldoende belang heeft bij zijn vordering, omdat de uitlatingen van langere tijd geleden zijn en een rectificatie de gemoederen enkel weer zal doen oplaaien. Aan dit verweer gaat de rechtbank voorbij. [eiser] heeft in de dagvaarding en ter zitting duidelijk toegelicht dat hij belang heeft bij een rectificatie. [eiser] stelt in dit verband dat [gedaagde] hem “kapot heeft gemaakt” en dat er binnen (een groot deel van) de VvE met haat naar hem wordt gekeken. Daarom wil hij graag herstel van zijn eer en goede naam. Het argument dat een rectificatie de gemoederen weer zal doen oplaaien gaat niet op. Uit hetgeen ter zitting is besproken blijkt duidelijk dat er nog steeds de nodige wrevel tussen partijen bestaat en dat de verhoudingen tussen partijen nog geenszins zijn genormaliseerd. De gemoederen lijken na het vonnis in kort geding geenszins bedaard. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [eiser] voldoende belang heeft bij zijn vordering tot rectificatie. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
Inhoud rectificatie?
4.4.
[eiser] heeft in het lichaam van de dagvaarding onder randnummer 48 een voorstel gedaan voor een rectificatie. Met [gedaagde] is de rechtbank van oordeel dat een deel van dit tekstvoorstel uitingen van persoonlijke gevoelens van [gedaagde] betreffen en dat een rectificatie hierop geen betrekking kan hebben. Persoonlijke gevoelens kunnen namelijk niet worden afgedwongen en de rechter kan niet bevelen dat iemand zijn (onrechtmatige) mening verandert. Ook de gevorderde excuses voor de beschuldigingen kunnen niet worden afgedwongen. De rechtbank zal een rectificatie in zakelijke bewoordingen toewijzen zoals uitgewerkt in de beslissing.
Tot wie moet de rectificatie zijn gericht?
4.5.
[eiser] heeft in het petitum van zijn dagvaarding gevorderd dat [gedaagde] een rectificatie stuurt aan alle huidige bewoners, oud-bewoners, beheerders en externe bestuurders van de VvE en andere door [gedaagde] bij zijn beschuldigingen betrokken partijen, waaronder de dochter van [eiser] . Uit het lichaam van de dagvaarding blijkt dat [eiser] met deze ‘andere partijen’ verder doelt op de Kamer van Koophandel, de burgemeester van Hilledom en de politie van Hillegom en Lisse.
4.6.
Ter zitting is gebleken dat een rectificatie met name is gewenst tegenover de huidige bewoners van het appartementencomplex en de (voormalig) beheerders MVGM en VvE Company. De rechtbank acht de gevorderde rectificatie in zoverre toewijsbaar. Een rectificatie tegenover de dochter van [eiser] acht de rechtbank niet nodig. [eiser] heeft ter zitting namelijk te kennen gegeven dat zijn dochter de aantijgingen van [gedaagde] niet gelooft en haar vader niet met de nek aankijkt (zoals veel van de huidige bewoners van het appartementencomplex wel doen). Op dit punt heeft [eiser] dus geen belang bij zijn vordering en wordt het gevorderde afgewezen. Ook de vordering om de rectificatie te richten aan de oud-bewoners en andere door [gedaagde] betrokken partijen zal worden afgewezen. Zoals ter zitting besproken is namelijk moeilijk vast te stellen en te achterhalen wie deze oud-bewoners en overige (mogelijk) betrokkenen zijn en [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd waarom hij een voldoende belang zou hebben bij rectificatie richting deze personen.
Is de gevorderde dwangsom toewijsbaar?
4.7.
De rechtbank ziet aanleiding de veroordeling te versterken met een dwangsom. [gedaagde] is namelijk niet vrijwillig bereid geweest om zijn uitlatingen te rectificeren en ter zitting is gebleken dat [gedaagde] nog steeds achter zijn uitlatingen staat. Wel zal de rechtbank de gevorderde dwangsom matigen en maximeren als na te melden.
Proceskosten
4.8.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op € 1.862,72, bestaande uit een bedrag van € 136,72 aan kosten dagvaarding, € 320 aan griffierecht, € 1.228 aan salaris advocaat (2 punten x tarief II) en een bedrag van
€ 178 aan nakosten (plus de eventuele verhoging zoals vermeld in de beslissing).

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis een schriftelijk rectificatiebericht te sturen aan alle huidige bewoners van het appartementencomplex aan de [adres] in [plaatsnaam] en aan de (voormalig) beheerders MVGM en VvE Company met de volgende inhoud:
“RECTIFICATIE:
“Ik, [gedaagde] , heb [eiser] in het verleden meermaals benoemd als (criminele) fraudeur, oplichter, bedrieger en leugenaar. De rechtbank Den Haag heeft bij vonnis van 27 november 2024 geoordeeld dat ik met deze beschuldigingen onrechtmatig heb gehandeld jegens de heer [eiser] . Ook heb ik vergelijkingen gemaakt tussen het handelen van de heer [eiser] en het gedrag van de bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ook deze uitlatingen zijn naar het oordeel van de rechtbank onrechtmatig. Ik had genoemde uitlatingen niet mogen doen en ik neem mijn woorden daarom hierbij terug.
De rechtbank heeft mij, [gedaagde] , veroordeeld tot het toesturen van deze rectificatie aan alle huidige bewoners van het appartementencomplex aan de [adres] in [plaatsnaam] en aan de (voormalig) beheerders MVGM en VvE Company.”
5.2.
bepaalt dat [gedaagde] de onder 5.1 genoemde rectificatie zonder enige aanpassing of aanvulling duidelijk leesbaar moet opstellen, waaronder begrepen lettertype Times New Roman, lettergrootte 12, letterkleur zwart, en moet afdrukken op wit papier, waarna hij de rectificatie moet ondertekenen;
5.3.
bepaalt dat [gedaagde] de onder 5.1 genoemde rectificatie
zonder enig begeleidend schrijvenmoet toesturen aan de genoemde personen; de veroordeling om de rectificatie aan alle huidige bewoners te sturen houdt in dat [gedaagde] er voor zorg moet dragen dat (i) iedere bewoner een exemplaar ontvangt, en (ii) dat hij een exemplaar van de verklaring leesbaar ophangt op het mededelingenbord in het appartementencomplex en deze niet binnen 7 dagen nadien verwijdert of laat verwijderen;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 100 voor iedere dag dat hij niet aan de hiervoor bedoelde hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000 is bereikt;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] begroot op een bedrag van € 1.862,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] € 92 extra aan nakosten betalen, plus de kosten van betekening;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door (dhr.) mr. S.M. de Bruijn en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2024. [1]

Voetnoten

1.type: 2163