ECLI:NL:RBDHA:2024:20285
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na eerdere uitspraak
In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, hebben verzoekers, een gezin met een V-nummer, een verzoek ingediend voor een voorlopige voorziening na de afwijzing van hun aanvraag voor een verblijfsvergunning voor familieleven. De aanvraag was eerder afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 28 augustus 2020, en het bestreden besluit van 1 september 2023 bevestigde deze afwijzing. Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. De zitting vond plaats op 12 november 2024, waar verzoekers, hun gemachtigde, en de minister vertegenwoordigd waren.
De voorzieningenrechter heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan in een gerelateerde zaak (NL23.28228), waarin het beroep van verzoekers ongegrond werd verklaard. Gezien deze uitspraak was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.