ECLI:NL:RBDHA:2024:20285

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
NL23.28230
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na eerdere uitspraak

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, hebben verzoekers, een gezin met een V-nummer, een verzoek ingediend voor een voorlopige voorziening na de afwijzing van hun aanvraag voor een verblijfsvergunning voor familieleven. De aanvraag was eerder afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 28 augustus 2020, en het bestreden besluit van 1 september 2023 bevestigde deze afwijzing. Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. De zitting vond plaats op 12 november 2024, waar verzoekers, hun gemachtigde, en de minister vertegenwoordigd waren.

De voorzieningenrechter heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan in een gerelateerde zaak (NL23.28228), waarin het beroep van verzoekers ongegrond werd verklaard. Gezien deze uitspraak was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.28230

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], verzoeker,

en
[naam], V-nummer: [nummer], verzoekster,
samen: verzoekers
(gemachtigde: mr. H.H.R. Bruggeman),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister.

Procesverloop

Bij besluit van 28 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoekers voor een verblijfsvergunning voor familieleven op grond van artikel 8 van het EVRM [1] afgewezen. Bij besluit van 1 september 2023 (het bestreden besluit) is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 november 2024 op zitting behandeld, samen met zaaknummer NL23.28228. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, de gemachtigde van verzoekers, de zoon en dochter van verzoekers, een tolk en de gemachtigde van de minister.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL23.28228, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep en het beroep ongegrond verklaard. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.