In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eisers behandeld tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag van 9 december 2022 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij de referent. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten. Eisers hebben verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen.
De rechtbank overweegt dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De minister van Asiel en Migratie had uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen, maar heeft deze termijn met drie maanden verlengd. De rechtbank constateert dat deze termijn is verstreken en dat eisers de minister rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer, waarin het ‘first in first out’ (fifo)-principe is vastgesteld voor het bepalen van een nieuwe beslistermijn. De rechtbank legt de minister een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Tevens wordt de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb. De rechtbank veroordeelt de minister ook in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 437,50.
De uitspraak is gedaan door rechter M. Munsterman en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. De rechtbank draagt de minister op om binnen acht weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken.