ECLI:NL:RBDHA:2024:20268

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
NL24.45425
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en verlenging van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht met betrekking tot vreemdelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verlengingsbesluit van de maatregel van bewaring van een Tunesische vreemdeling. De minister van Asiel en Migratie had op 23 mei 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Op 13 november 2024 werd deze maatregel met maximaal twaalf maanden verlengd. De vreemdeling, bijgestaan door zijn gemachtigde, heeft tegen dit verlengingsbesluit beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 25 november 2024 is de zaak behandeld, waarbij de vreemdeling en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk en de gemachtigde van de minister.

De rechtbank heeft overwogen dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat voldaan is aan de voorwaarden voor verlenging van de maatregel van bewaring. De vreemdeling had eerder de mogelijkheid om terug te keren, maar had deze niet benut. De rechtbank oordeelde dat de minister afhankelijk is van de Tunesische autoriteiten voor de verstrekking van de benodigde documenten voor uitzetting. De rechtbank heeft vastgesteld dat er zicht is op uitzetting naar Tunesië binnen een redelijke termijn, ondanks de onduidelijkheid over de verstrekking van een laissez-passer door de Tunesische autoriteiten.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 2 december 2024 en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.45425
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. N. den Ouden),

en

de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: R. Hopman).

Procesverloop

De minister heeft op 23 mei 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Bij besluit van 13 november 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd.
Eiser heeft tegen het verlengingsbesluit beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 25 november 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen L. Lougrad. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Tunesische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1988] .
Toetsingskader
2. Volgens artikel 59, zesde lid, van de Vw mag de maatregel van bewaring met nog eens twaalf maanden worden verlengd, als uitzetting wellicht meer tijd zal vergen (alle redelijke inspanningen ten spijt) als de vreemdeling niet meewerkt aan zijn uitzetting of de daartoe benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.
3. De minister moet in het verlengingsbesluit conform het beleid van paragraaf A5/6.8 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) nagaan of er voldaan is aan de voorwaarden voor verlenging, of er nog voldoende gronden voor de bewaring zijn, of de bewaring voor de vreemdeling onevenredig bezwarend is en of er zicht op uitzetting bestaat. Als dit
voldoende gemotiveerd is, wordt hiermee voldaan aan alle uit de Terugkeerrichtlijn en het arrest Mahdi¹ voortvloeiende vereisten voor het nemen van een verlengingsbesluit.²
Voorwaarden verlenging
5. Eiser stelt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor verlenging van de maatregel van bewaring. Niet gezegd kan worden dat eiser niet meewerkt aan zijn uitzetting en ook kan niet gezegd worden dat de juiste documentatie ontbreekt. Er is tweemaal een vlucht geannuleerd op 27 september 2024 en op 16 oktober 2024. De conclusie die hieruit wordt getrokken dat eiser niet meewerkt is onjuist, omdat eiser zelf actie heeft ondernomen en samen met de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) een vliegticket naar het land van herkomst heeft gekocht voor 14 oktober 2024. Er was voor eiser veel verwarring rondom zijn terugkeer en waarom dat niet met het IOM kon worden uitgevoerd, waardoor hij op 16 oktober 2024 ook niet is meegegaan met de geboekte vlucht. Daarbij komt dat voor eiser al twee keer eerder een laissez-passer (lp) is verstrekt. Tussen de eerste vlucht en tweede vlucht die gepland stonden in september en oktober van 2024, zat minder dan een maand tijd. Nu is er meer dan een maand verstreken en is nog niet duidelijk of de autoriteiten überhaupt van plan zijn om aan eiser nogmaals een lp te verstrekken.
6. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat is voldaan aan de voorwaarden voor verlenging. Het feit blijft dat eiser twee keer eerder de mogelijkheid heeft gekregen om terug te keren. Zoals de rechtbank ook al in de bewaringsuitspraak van 1 november 2024 (zaaknummer NL24.40197) in rechtsoverweging 6 heeft overwogen is het aan eiser toe te rekenen dat deze vluchten niet door zijn gegaan. Dat eiser zich, na geruime tijd, heeft gemeld bij het IOM doet daar niet aan af. De Tunesische autoriteiten hebben immers kenbaar gemaakt dat zij niet willen dat eiser via het IOM vertrekt. Zij willen namelijk geen lp verstrekken als eiser via het IOM terug wil keren. De minister is afhankelijk van de Tunesische autoriteiten, dat betekent dat eiser niet via het IOM kan vertrekken. Verder heeft de minister op 17 oktober 2024 de diplomatieke vertegenwoordiging van Tunesië verzocht om opnieuw een (vervangend) reisdocument voor eiser te verstrekken. Daarover heeft op 20 november 2024 een gesprek plaatsgevonden met de Tunesische autoriteiten. De vertegenwoordiger van de Tunesische ambassade heeft het verzoek gezien de (inmiddels) complexiteit doorgestuurd naar de autoriteiten in Tunis. De minister is nu in afwachting van een reactie van de Tunesische autoriteiten. De minister is dus ook voor de voor de uitzetting benodigde documenten, afhankelijk van de Tunesische autoriteiten. De Tunesische autoriteiten hebben vooralsnog niet aangegeven dat zij deze documenten niet zullen verstrekken. De beroepsgronden slagen niet.

Bewaringsgronden

7. In het verlengingsbesluit staat dat eiser op 23 mei 2024 in bewaring is gesteld, omdat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en/of omdat eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Vervolgens staat in het verlengingsbesluit dat de volgende gronden voor bewaring uit artikel 5.1b van het Vreemdelingenbesluit ten grondslag liggen aan het besluit tot verlenging van de bewaringstermijn:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een
1. ECLI:EU:C:2014:1320.
poging daartoe heeft gedaan;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3i. heeft te kennen gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer of aan zijn verplichting tot vertrek naar de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
8. De rechtbank stelt vast dat eiser de zware grond onder 3d heeft betwist. De minister heeft ter zitting de zware grond onder 3d laten vallen.
9. De zware gronden onder 3a en 3c zijn in een vorige beroepszaak van eiser (NL24.22045) al als feitelijk juist en voldoende gemotiveerd beoordeeld. Deze twee zware gronden kunnen ook nu het verlengingsbesluit dragen.
Verzwaarde belangenafweging
10. Eiser stelt dat niet blijkt dat een verzwaarde belangenafweging heeft plaatsgevonden en dat de belangenafweging in zijn voordeel had moeten uitvallen. De belangenafweging is erg summier en er wordt niets gezegd over de geleverde inspanningen van eiser om zelf met behulp van het IOM te vertrekken. Ook wordt er in het bestreden besluit ten onrechte gesteld dat er een tot aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is dat eiser op korte termijn zal worden verwijderd.
10. De rechtbank oordeelt dat de minister, anders dan eiser stelt, in het bestreden besluit wel degelijk een verzwaarde belangenafweging heeft gemaakt. De minister heeft ook voldoende gemotiveerd waarom deze belangenafweging niet in het voordeel van eiser uitvalt. Door eiser zijn geen concrete belangen genoemd, ook niet op de zitting, waardoor de belangenafweging in zijn voordeel had moeten uitvallen. Er is niet gesteld of gebleken dat sprake is van bijzondere omstandigheden aan de kant van eiser die het verlengingsbesluit onrechtmatig maken. Het enkele feit dat eiser zich (in een laat stadium) eenmalig heeft aangemeld bij het IOM zorgt niet voor een andere uitkomst van de belangenafweging. De beroepsgrond slaagt niet.

Zicht op uitzetting

12. Eiser stelt dat er in zijn geval geen zicht is op uitzetting naar Tunesië. Hiertoe voert eiser aan dat er te veel onduidelijkheid heerst over de vraag of er op korte termijn een lp aan eiser zal worden verstrekt door de Tunesische autoriteiten.
13. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende gemotiveerd heeft dat er zicht is op uitzetting naar Tunesië binnen een redelijke termijn. De minister is op dit moment in afwachting van het antwoord van de Tunesische autoriteiten. De lp-aanvraag is door de
Tunesische autoriteiten in behandeling genomen en er is vooralsnog geen aanleiding om aan te nemen dat niet opnieuw een lp zal worden verstrekt aan eiser. De beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toetsing
15. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. Op grond van de stukken en wat op de zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.
Conclusie
16. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van S.N. Lekatompessij, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
02 december 2024

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist over het verlengingsbesluit hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.