ECLI:NL:RBDHA:2024:2023
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoekster, van Nigeriaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 28 december 2023 niet-ontvankelijk was verklaard. Tegen dit besluit heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 31 januari 2024 behandeld, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde en de staatssecretaris vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de uitspraak in de bodemzaak (zaaknummer NL24.271), een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Echter, de voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris wel veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die zijn begroot op € 1750,- voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit bedrag is gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de punten voor het indienen van een verzoekschrift en het verschijnen ter zitting.
De uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, in aanwezigheid van mr. M.A. Buikema, griffier, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.