In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) behandeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. H.J. Janse, heeft eerder een beroep ingesteld dat gegrond werd verklaard, waarbij de minister van Asiel en Migratie werd opgedragen om binnen acht weken een besluit te nemen. Eiseres heeft op 23 april 2024 opnieuw beroep ingesteld omdat er wederom geen tijdig besluit was genomen. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft het verzoek van eiseres om vrijstelling van het griffierecht toegewezen. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld met een besluit. Eiseres had eerder beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op haar asielaanvraag, en de rechtbank heeft in een eerdere uitspraak een nieuwe beslistermijn van acht weken opgelegd. De rechtbank overweegt dat het beroep in beginsel niet-ontvankelijk zou zijn, maar wijkt hiervan af omdat de rechterlijke dwangsom inmiddels volledig is verbeurd. Het beroep is daarom ontvankelijk en gegrond verklaard.
De rechtbank legt de minister een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast worden de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.