ECLI:NL:RBDHA:2024:20224

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
NL24.17871
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) behandeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. H.J. Janse, heeft eerder een beroep ingesteld dat gegrond werd verklaard, waarbij de minister van Asiel en Migratie werd opgedragen om binnen acht weken een besluit te nemen. Eiseres heeft op 23 april 2024 opnieuw beroep ingesteld omdat er wederom geen tijdig besluit was genomen. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten.

De rechtbank heeft het verzoek van eiseres om vrijstelling van het griffierecht toegewezen. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld met een besluit. Eiseres had eerder beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op haar asielaanvraag, en de rechtbank heeft in een eerdere uitspraak een nieuwe beslistermijn van acht weken opgelegd. De rechtbank overweegt dat het beroep in beginsel niet-ontvankelijk zou zijn, maar wijkt hiervan af omdat de rechterlijke dwangsom inmiddels volledig is verbeurd. Het beroep is daarom ontvankelijk en gegrond verklaard.

De rechtbank legt de minister een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast worden de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.17871

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. H.J. Janse),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Overwegingen

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] (referent) in het kader van nareis.
2. Bij uitspraak van 18 december 2023 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen gegrond verklaard (NL24.32031). De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken een besluit op de aanvraag bekend te maken.
3. Op 23 april 2024 heeft eiseres wederom een beroep ingediend tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag.
4. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

5. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. Eiseres hoeft dus geen griffierecht te betalen.
6. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
7. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, staat dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
8. Eiseres heeft eerder beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op haar asielaanvraag. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in een uitspraak van 18 december 2023 dat beroep gegrond verklaard en de minister een nieuwe beslistermijn van acht weken opgelegd. Wanneer de minister hier niet aan voldoet verbeurt zij een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 7.500,-.
9. De rechtbank overweegt dat volgens het landelijk beleid van 25 maart 2020 een opvolgend beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk wordt verklaard als het is ingesteld voordat de maximale dwangsom is volgelopen. [1] Dat betekent dat het beroep in de onderhavige zaak in beginsel niet-ontvankelijk verklaard zou moeten worden. De rechtbank ziet echter aanleiding van deze beleidslijn af te wijken, omdat de rechterlijke dwangsom inmiddels wel volledig is verbeurd. Het beroep is daarom ontvankelijk.
10. Het beroep is gegrond.
11. De meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, heeft bij uitspraak van 16 augustus 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:13031) geoordeeld dat bij het bepalen van een nieuwe beslistermijn rekening moet worden gehouden met het in de gegeven omstandigheden noodzakelijk geachte ‘first in first out’ (hierna: fifo)-principe van de minister. Dit leidt ertoe dat de rechtbank in beginsel een termijn van 90 dagen oplegt, te rekenen vanaf het moment dat de aanvraag gelet op het fifo-principe ter hand wordt genomen. De minister heeft in haar verweerschrift aangegeven dat de aanvraag van eiseres in behandeling is genomen, zij voornemens is een herstelverzuimtermijn te bieden en daarna mogelijk nader onderzoek zal moeten doen. Nu nadere informatie daarover ontbreekt, gaat de rechtbank ervanuit dat de herstelverzuimtermijn inmiddels is verstreken. Met toekomstige onzekere gebeurtenissen als het mogelijk nader onderzoek, houdt de rechtbank geen rekening bij het bepalen van een nadere beslistermijn. De rechtbank acht het gelet hierop niet onmogelijk dat de minister binnen acht weken een besluit op de aanvraag van eiseres kan nemen.
12. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden door de minister. Daarbij geldt een maximum van € 7.500,-.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt, de minister acht weken de tijd krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan de minister een dwangsom wordt opgelegd. De rechtbank stelt ook de door de minister verschuldigde bestuurlijke dwangsom vast.
14. De rechtbank veroordeelt de minister in door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde van € 875,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om binnen acht weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat de minister aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee zij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van
F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/beleidslijn-beroepen-niet-tijdig-vr.pdf.