ECLI:NL:RBDHA:2024:2022

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
NL24.271
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de asielaanvraag van een Nigeriaanse eiseres en de toekenning van subsidiaire bescherming

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Nigeriaanse eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres heeft op 29 juni 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 28 december 2023 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft op 31 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris ten onrechte de asielaanvraag niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiseres heeft gesteld dat zij in Libië is gesmokkeld en daar in de prostitutie heeft gewerkt, en dat zij en haar partner Nederland zijn ingereisd op 20 juni 2023. De staatssecretaris baseerde zijn besluit op de veronderstelling dat eiseres in Italië subsidiaire bescherming heeft, maar de rechtbank oordeelt dat er concrete twijfels zijn over deze conclusie. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris geen officiële vertaling heeft overgelegd van een relevante brief van de Italiaanse autoriteiten en dat er inconsistenties zijn in de informatie die is verstrekt.

De rechtbank oordeelt dat het besluit van de staatssecretaris niet zorgvuldig tot stand is gekomen en in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep van eiseres wordt gegrond verklaard, het bestreden besluit wordt vernietigd en de staatssecretaris wordt opgedragen om een nieuw besluit te nemen. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.271

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] V-nummer: [nummer] , eiseres,

en haar minderjarige kind
[naam] ,
(gemachtigde: mr. G.J. van Kammen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. R.R. de Groot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Eiseres stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Zij heeft op 29 juni 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 28 december 2023 deze aanvraag in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
3. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd, voor zover thans van belang, dat zij in Libië er achter kwam dat zij haar land Nigeria uit is gesmokkeld en in Libië is verkocht aan de mensensmokkelaar. Op 26 oktober 2016 is eiseres in Italië aangekomen. Daar heeft zij bijna zeven jaar in de prostitutie moeten werken. Toen zij merkte dat zij zwanger was is zij samen met haar partner Italië ontvlucht. Op 20 juni 2023 zijn eiseres en haar partner Nederland ingereisd. Op [geboortedatum] is hun zoon geboren.
2. De staatssecretaris heeft in het voornemen, dat deel uitmaakt van het bestreden besluit, overwogen dat uit informatie blijkt dat eiseres in Italië internationale bescherming heeft. Dat de eventuele geldigheidsduur van de door Italië verleende internationale bescherming is verlopen, betekent niet dat de asielstatus is vervallen. Eiseres geeft geen concrete aanwijzingen of aanknopingspunten om aan te nemen dat de subsidiaire beschermingsstatus is ingetrokken of beëindigd.
3. In het bestreden besluit is de staatssecretaris ingegaan op dat wat eiser in de zienswijze naar voren heeft gebracht. Zoals in het voornemen is verwoord, is uit een recente brief van de Italiaanse autoriteiten (d.d. 14 november 2023) gebleken dat eiseres in Italië subsidiaire bescherming heeft, aldus het besluit.
4. Eiseres is het niet eens met het besluit en heeft beroep ingediend. Zij betwist dat zij subsidiaire bescherming heeft in Italië en stelt zich op het standpunt dat bij gebrek aan een officiële vertaling van de brief van 14 november 2023 dit ook niet uit die brief kan worden afgeleid.
5. De rechtbank heeft verweerder bij brief van 25 januari 2024 vragen gesteld. Aanleiding daartoe was een brief in het dossier van eiseres van 23 oktober 2023 aan de Italiaanse autoriteiten. In die brief wordt het referentienummer [nummer] genoemd, zijnde het V:nummer van eiseres. Verweerder vraagt in die brief of eiseres een verblijfsvergunning heeft in Italië en of eiseres en haar zoon toestemming hebben om Italië (weer) in te reizen. De rechtbank wilde weten wat het antwoord is geweest op die specifieke brief. Daarnaast heeft de rechtbank gevraagd om een toelichting waarom in het stuk van 14 november 2023, met kenmerk [nummer 2] de "Le Autorita Svizzere" wordt genoemd.
6. Verweerder heeft bij brief van 29 januari 2024 gereageerd. Ten aanzien van de tweede vraag heeft verweerder aangegeven dat bij de besluitvorming gebruik is gemaakt van “Google Translate” met het volgende resultaat. “
De Zwitserse autoriteiten hebben verzocht om overname op het nationale grondgebied van het bovengenoemde gezin. De burger is houder van een door het hoofdbureau van politie van Frosinone afgegeven verblijfsvergunning voor subsidiaire bescherming en heeft dus een titel op grond waarvan hij naar het nationale grondgebied kan terugkeren. Gezien de kwetsbaarheid van de gezinseenheid is de toestemming tot overbrenging opgeschort in afwachting van de vraag of in dit geval aan de voorwaarden voor plaatsing in een structuur van het SAI-systeem is voldaan.” Verweerder gaat uit van een vergissing of schrijffout daar waar de Italiaanse autoriteiten refereren aan de Zwitserse autoriteiten. Verweerder acht het aannemelijk, dat de Italiaanse autoriteiten – kennelijk - hier de “Nederlandse autoriteiten” voor ogen hebben gehad. Voor wat betreft de eerste vraag wijst verweerder op het eerder ingediende stuk van 14 november 2023.
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder ten aanzien van voornoemde brief van 23 oktober 2023 met het referentienummer van eiseres heeft aangegeven dat het antwoord is vervat in de brief van 14 november 2023. De rechtbank leidt daaruit af dat de stelling van verweerder dat eiseres subsidiaire bescherming geniet in Italië op deze brief is gebaseerd Dit is ter zitting ook bevestigd door verweerder. De rechtbank stelt voorts vast dat verweerder deze brief niet officieel ter vertaling heeft aangeboden. Ter zitting is desgevraagd toegelicht dat verweerder er van uitgaat dat deze brief ook ziet op de subsidiaire bescherming van eiseres, omdat haar naam daarin ook genoemd staat. In deze laatste brief wordt echter, zo constateert de rechtbank, alleen het V:nummer van de partner van eiseres genoemd. In zoverre is er geen specifiek antwoord ten aanzien van eiseres en daarmee is er geen antwoord op de vraag of zij (ook) subsidiaire bescherming heeft.
8. Verder stelt de rechtbank vast (die ter zitting bij partijen bij monde van de behandelend rechter heeft aangegeven dat deze het Italiaans tot op zekere hoogte machtig is), hoewel eiseres en haar zoon in de brief van 14 november 2023 met naam en geboortedatum worden genoemd, dat er in die brief “moglie” staat wat “echtgenote” betekent, terwijl niet in geschil is dat eiseres en haar partner niet zijn getrouwd. Verder staat in de brief “figlia” wat dochter betekent terwijl eiseres een zoon heeft met haar partner. Tot slot staat er in de brief “Il cittadino” wat burger betekent, terwijl de brief, zo stelt verweerder, ook ziet op eiseres, zodat het in de rede had gelegen dat de Italiaanse autoriteiten de meervoudsvorm van burger zouden hebben gebruikt. De rechtbank heeft dit ter zitting ook met partijen besproken. Omdat verweerder verder enkel Google Translate heeft gebruikt en daarmee geen gebruik heeft gemaakt van een officiële vertaling en omdat er volgens verweerder sprake is van een vergissing of schrijffout daar waar de Italiaanse autoriteiten refereren aan de Zwitserse autoriteiten, zijn er naar het oordeel van de rechtbank concrete aanknopingspunten voor twijfel aan conclusie van verweerder dat (ook) aan eiseres subsidiaire bescherming is verleend. Verweerder had dat niet enkel op de brief van 14 november 2023 met het V:nummer van de partner van eiseres kunnen baseren zonder dat bij de Italiaanse autoriteiten verifiëren. Daarom is de rechtbank van oordeel dat het besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen en in strijd is met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht waar is bepaald dat het bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
9. Het beroep is gegrond. Omdat het beroep gegrond is bestaat er aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank begroot die kosten aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht op € 1750,- aan kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank houdt rekening met 1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor van 1.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de staatssecretaris om de proceskosten van eiseres te vergoeden tot een bedrag van € 1750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Buikema, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.