ECLI:NL:RBDHA:2024:2019
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Colombiaanse eiser met betrekking tot dreiging door FARC na ontvoering vader
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 21 februari 2024, wordt het beroep van een Colombiaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die op 27 maart 2022 een aanvraag indiende voor een verblijfsvergunning asiel, stelt dat hij gevaar loopt vanwege de FARC, die zijn vader in 2000 ontvoerde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen op 12 juli 2023, omdat de gestelde problemen met de FARC ongeloofwaardig werden geacht. Eiser heeft beroep ingesteld, maar de rechtbank concludeert dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij sinds de ontvoering van zijn vader persoonlijke bedreigingen heeft ondervonden.
De rechtbank behandelt de argumenten van eiser, die stelt dat de FARC hem en zijn gezin sinds de ontvoering van zijn vader blijft bedreigen. Eiser verwijst naar aangiftes uit 2004 en 2017 en een recent incident in 2022 waarbij vier mannen op motoren naar zijn vader zochten. De rechtbank oordeelt echter dat de overgelegde documenten en verklaringen onvoldoende bewijs leveren voor de gestelde vrees. De rechtbank wijst erop dat eiser niet heeft aangetoond dat hij in de negatieve belangstelling van de FARC staat en dat de problemen met de FARC niet geloofwaardig zijn.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris op goede gronden is gedaan. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep aantekenen.