Beoordeling door de rechtbank
1. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1990 en de Algerijnse nationaliteit te hebben. Hij heeft op 17 augustus 2024 een asielaanvraag ingediend. Hieraan legt hij ten grondslag dat hij in Algerije onterecht is veroordeeld voor drugshandel, nadat iemand van de militaire inlichtingendienst hem vals heeft beschuldigd van het ontvangen van de drugs.
3. Verweerder heeft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Verweerder acht niet geloofwaardig dat eiser problemen heeft met de autoriteiten vanwege de gestelde valse beschuldiging. Eiser heeft zijn verklaringen niet onderbouwd met objectieve documenten die dit asielmotief volledig onderbouwen en zijn verklaringen maken zijn asielmotief niet alsnog geloofwaardig. Er wordt namelijk niet voldaan aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 31, zesde lid, onder a tot en met e, van de Vw.Eiser heeft onvoldoende inspanningen verricht om zijn aanvraag te staven. Hij is zonder verschoonbare reden te laat verschenen bij zijn gehoor en heeft onvoldoende inspanning verricht om documenten ter onderbouwing van zijn asielmotief te verkrijgen of te overleggen, terwijl hij wel stelt een kopie van het vonnis waarbij hij is veroordeeld op zijn telefoon te hebben.Eiser heeft nagelaten het originele vonnis te overleggen zonder daarvoor een goede verklaring te geven. Verder heeft eiser geen inzicht gegeven in het tijdsverloop en wanneer hij het vonnis heeft ontvangen zodat zijn verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen.Daarnaast is van belang dat eiser zijn asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend en daarvoor geen goede verklaring heeft gegeven Tot slot kan eiser in grote lijnen niet als geloofwaardig worden beschouwd, omdat hij eerder een alias heeft opgegeven, met onbekende bestemming is vertrokken en in Nederland is veroordeeld voor uitgifte van valse bankbiljetten.
4. Eiser kan zich niet met het bestreden besluit verenigen en voert daartoe het volgende aan. Allereerst heeft eiser een kopie van het vonnis en de vertaling ervan overgelegd. Hieruit blijkt dat hij is veroordeeld voor handel in verdovende middelen. Ook heeft eiser verklaard dat het incident waar hij voor veroordeeld is, heeft plaatsgevonden op nieuwjaarsdag en dat de dag erna zijn woning is doorzocht. Hij heeft de gebeurtenissen dus wel voldoende in de tijdlijn geplaatst. Verder kan niet worden tegengeworpen dat hij te laat aanwezig was bij het gehoor. Hij heeft de uitnodiging voor het gehoor namelijk niet in persoon ontvangen en het te laat aanwezig zijn is onvoldoende voor de conclusie dat eiser geen oprechte inspanningen heeft geleverd om zijn asielaanvraag te staven. Daarnaast kan niet worden tegengeworpen dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken, omdat dit heeft plaatsgevonden in een eerdere procedure. Bovendien heeft eiser zich ook weer gemeld, waaruit wel degelijk blijkt dat hij nog behoefte heeft aan internationale bescherming. Ook is onvoldoende gemotiveerd dat hij zijn aanvraag niet zo spoedig mogelijk zou hebben ingediend. Verder is ook niet gebleken dat hij een alias heeft opgegeven. Bovendien heeft verweerder niet onderbouwd dat eiser in Nederland een strafblad heeft. Dit had daarom ook niet mogen worden tegengeworpen. Tot slot had de aanvraag niet mogen worden afgedaan als kennelijk ongegrond, omdat het verblijf illegaal verlengen een te ruime uitleg is van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Allereerst wordt niet langer tegengeworpen dat eiser zijn aanvraag niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend (artikel 31, zesde lid, onder d, van de Vw). Ook wordt niet langer tegengeworpen dat hij eerder een alias heeft opgegeven. De daartegen gerichte beroepsgronden behoeven derhalve geen verdere bespreking.
6. Eiser wordt gevolgd in zijn stelling dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser zonder verschoonbare reden te laat is verschenen bij het nader gehoor. Op de uitnodiging staat weliswaar vermeld dat de brief aan eiser is overhandigd, maar in het gehoor heeft eiser verklaard dat hij deze brief niet heeft ontvangen en dat hij op dat moment niet in het AZC aanwezig was. Hij stelt dat hij meerdere keren heeft gevraagd of hij post had, maar dit was niet het geval. Gelet op deze verklaringen had verweerder nader moeten onderbouwen waaruit blijkt dat eiser de uitnodiging daadwerkelijk heeft ontvangen, bijvoorbeeld door een verklaring van een medewerker van het COa.
7. Verder heeft verweerder niet onderbouwd dat eiser in Nederland is veroordeeld voor uitgifte van valse bankbiljetten. Eiser heeft het bestaan van dit strafblad betwist. Verweerder heeft daarom onvoldoende gemotiveerd dat deze veroordeling afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van eiser als persoon.
8. Het voorgaande doet er echter niet aan af dat eiser zijn asielrelaas onvoldoende heeft onderbouwd. Uit het door eiser in kopie overgelegde vonnis blijkt weliswaar dat eiser is verdacht van het in bezit hebben, vervoeren, opslaan en het te koop aanbieden van verdovende middelen in zijn land van herkomst, maar hieruit blijkt niet dat eiser daadwerkelijk is veroordeeld en welke straf is opgelegd. Verweerder heeft zich ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers verklaringen ook onvoldoende inzicht geven in de gebeurtenissen. Weliswaar verklaart hij dat de gebeurtenis heeft plaatsgevonden op nieuwjaarsdag, maar hij heeft onvoldoende inzicht gegeven in wanneer het strafproces is gestart of wanneer hij de uitspraak daadwerkelijk heeft ontvangen. Daar komt bij dat eiser zelf verklaart dat hij foto van een vonnis van 2021 op zijn telefoon heeft staan terwijl het door hem in kopie overgelegde vonnis van 28 juni 2022 dateert. Eiser heeft hiervoor, ook op de zitting, geen uitleg of verklaring kunnen geven. Daarnaast is onvoldoende duidelijk of er nog rechtsmiddelen open staan tegen het vonnis. Ook heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser onvoldoende inspanningen heeft verricht om zijn relaas te onderbouwen. Eiser stelt namelijk dat zijn broer naar de rechtbank is geweest om een origineel document te krijgen waaruit zijn veroordeling blijkt. Eiser heeft echter niets ondernomen om dat document zelf te verkrijgen of om dit te laten opsturen. Gelet hierop heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 31, zesde lid, onder a, b en c, van de Vw.
9. Ook heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat dit afbreuk doet aan de algemene geloofwaardigheid van eiser. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat hieruit blijkt niet dat eiser daadwerkelijk internationale bescherming nodig heeft. Het gegeven dat hij zich later alsnog gemeld heeft is onvoldoende voor een ander oordeel. Hij heeft zich immers pas na ruim een jaar na zijn vertrek weer gemeld. Dat hij zo lang heeft gewacht heeft verweerder dan ook mogen meewegen. Gelet hierop heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 31, zesde lid, onder e van de Vw.
10. Tot slot volgt uit artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw dat een aanvraag kan worden afgewezen als kennelijk ongegrond indien de vreemdeling Nederland onrechtmatig is binnengekomen
ofzijn verblijf op onrechtmatige wijze heeft verlengd. Eiser heeft zich pas ruim een jaar na zijn vertrek uit het AZC opnieuw gemeld. Daarmee heeft hij zijn verblijf in Nederland onrechtmatig met een jaar verlengd, terwijl hij voldoende de mogelijkheid had zich weer opnieuw te melden.