Beoordeling door de rechtbank
1.
De rechtbank beoordeelt of het terecht is dat verweerder in het bestreden besluit bij de afwijzing van de mvv-aanvraag is gebleven. Zij doet dat aan de hand van wat eiser tegen dit besluit heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De rechtbank gaat daarbij uit van de feiten en omstandigheden zoals die zich voordeden op het moment van het bestreden besluit.
2. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. Eiser is geboren op [datum] 1985 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Hij wil in Nederland bij referente, zijn vrouw, komen wonen. Op 21 maart 2022 heeft referente hiervoor een aanvraag ingediend.
4. Verweerder heeft met het besluit van 4 november 2022 (hierna: het primaire besluit) de mvv-aanvraag afgewezen. Hiertegen is bezwaar gemaakt.
5. Bij het bestreden besluit van 1 maart 2024 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Eiser komt niet in aanmerking voor de gevraagde mvv. De reden hiervoor is dat eiser een gevaar is voor de openbare orde. Eiser is in België namelijk twee keer veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens drugsdelicten. Het is noodzakelijk om de verblijfsaanvraag in Nederland af te wijzen. De aard en hechtheid van de gezinsband, de duur van het verblijf en het bestaan van familiebanden of culturele of sociale banden met het land van herkomst maken verder ook niet dat de aanvraag niet kan worden afgewezen. Eiser heeft nooit (bij referente) in Nederland verbleven. Eiser en referente zijn pas 2,5 jaar getrouwd, hebben geen kinderen en tot nu toe hebben zij op afstand invulling gegeven aan de huwelijksrelatie. Daarnaast heeft eiser het grootste deel van zijn leven in Marokko gewoond, woont hij daar samen met zijn naaste familie en werkt hij daar. Tot slot is het gezinsleven tussen eiser en referente geen reden om aan eiser toch een verblijfsvergunning te geven. De belangenafweging tussen het belang van eiser om familieleven in Nederland uit te oefenen en het belang van de Nederlandse staat om aan eiser geen verblijf toe te staan, valt in het nadeel van eiser uit.
6. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Er is onvoldoende rekening gehouden met het evenredigheidsbeginsel. Niet gemotiveerd is dat het strafbare feit zo ernstig dan wel van dien aard is dat het noodzakelijk is om het verblijf van eiser uit te sluiten. Eiser heeft voor de gepleegde strafbare feiten namelijk een lagere straf gekregen in verhouding tot de maximumstraf, in de vonnissen staat immers dat rekening is gehouden met persoonlijke omstandigheden. Verder is van belang dat niemand lichamelijk letsel is toegebracht. Eiser heeft zijn leven in Marokko gebeterd en er is geen sprake van antecedenten in Marokko. Hij heeft spijt van zijn veroordelingen en hij wil samen met zijn vrouw een gezin starten. Daarnaast is namens eiser tijdens de zitting aangevoerd dat er geen risicofactoren meer aanwezig zijn, hij niet langer een gevaar is voor de openbare orde. Eiser heeft namelijk een eigen taxibedrijf, zijn vrouw heeft een goede baan en sinds zijn terugkeer in Marokko is eiser niet meer in aanraking gekomen met politie en justitie. Tot slot stelt eiser zich op het standpunt dat het gezinsleven niet in Marokko kan worden uitgeoefend. Referente heeft een baan in Nederland en zij draagt de zorg voor haar vader.
7. Op grond van artikel 16, lid 1, aanhef en onder d van de Vwkan een reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden afgewezen als de vreemdeling een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid vormt. Uit artikel 3.77, eerste lid, aanhef en onder c, van het Vbvolgt dat deze bevoegdheid kan worden toegepast wanneer een vreemdeling voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf veroordeeld is. Volgens het tweede lid van artikel 3.77 van het Vb kan deze bevoegdheid ook worden toegepast bij in het buitenland gepleegde inbreuken op de openbare orde, die naar Nederlands recht een misdrijf opleveren.
8. Volgens het beleidwordt een aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning niet afgewezen op grond van artikel 3.77 van het Vb, als op het moment van de aanvraag of het beslissen tien jaren zijn verstreken bij gewelds- en drugsmisdrijven waarop een gevangenisstraf van zes jaar of minder staat.
9. Bij afwijzing van een verzoek tot gezinshereniging vanwege gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid moet op grond van jurisprudentie van het Hof van Justitieen de Afdelinggetoetst worden of deze afwijzing niet in strijd is met het (Unierechtelijke) evenredigheidsbeginsel. Uit de uitspraak van de Afdeling van 2 september 2020,volgt dat de Gezinsherenigingsrichtlijn zich niet verzet tegen een nationale praktijk waarbij een verzoek om gezinshereniging wordt afgewezen vanwege een eerdere strafrechtelijke veroordeling, zolang verweerder gemotiveerd en in een individuele beoordeling uiteengezet heeft waarom met een afwijzing voldaan wordt aan het evenredigheidsbeginsel.
10. De stelling in beroep dat het bestreden besluit ten aanzien van het evenredigheidsbeginsel onvoldoende is gemotiveerd, houdt geen gemotiveerde betwisting van het bestreden besluit in. Uit het bestreden besluit volgt voldoende dat het afwijzen van de toelatingsaanvraag geschikt is om het doel (het beschermen van de openbare orde in Nederland) te bereiken, dat het besluit noodzakelijk is om dit doel te bereiken en dat eiser en referente hierdoor niet onevenredig in hun belangen worden geschaad. Daarbij heeft verweerder gewezen op het volgende. Ondanks dat er geen sprake is van (gewelds)misdrijven waarbij iemand lichamelijk letsel is toebracht, kan de verkoop van cocaïne wel degelijk grote nadelige gevolgen voor mensen geven. De verkoop van cocaïne heeft naar zijn aard een bijzonder ernstig karakter wegens de destructieve invloed van drugs op de samenlevering. Eiser heeft zich hier langere tijd schuldig aan gemaakt. De aard en de ernst maken ook dat het tijdsverloop sinds de tweede veroordeling onvoldoende is om eiser niet meer als een gevaar voor de openbare orde aan te merken. Eiser staat voor de duur van 15 jaar gesignaleerd als niet tot het Schengengebied toe te laten. Dat eiser geen antecedenten heeft in Marokko maakt niet dat ervan uitgegaan kan worden dat er geen dan wel een gering recidivegevaar is. Daarbij komt dat eiser bij de aanvraag niet open en eerlijk is geweest over zijn antecedenten in België, nu hij de antecedentenverklaring niet naar waarheid heeft ingevuld. Eiser heeft de vraag of hij ooit veroordeeld is voor het plegen van een strafbaar feit in het buitenland immers ontkennend beantwoord. Dit heeft eiser in beroep niet weten te weerleggen. Dat eiser een eigen taxibedrijf heeft in Marokko is niet onderbouwd en dat hij in Marokko een betaalde baan heeft maakt een afwijzing van een mvv aan eiser niet onevenredig in verhouding tot de bij het besluit te dienen doelen. Van strijd met het evenredigheidsbeginsel is geen sprake.
Belangenafweging artikel 8 van het EVRM
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt. Zo heeft verweerder mogen tegenwerpen dat het hier gaat om eerste toelating, dat eiser geen verblijfsvergunning in Nederland had toen hij het gezinsleven startte met referente en dat er geen sprake is van een intensief gezinsleven. Eiser en referente hebben tot nu toe namelijk op afstand invulling gegeven aan hun huwelijksrelatie, hebben nooit samengewoond en tijdens het zes weken durende bezoek in 2022 en het vijf weken durende bezoek in 2023 van referente in Marokko hebben zij ook niet met elkaar samengewoond. Verweerder heeft daarnaast ook zwaarwegende betekenis mogen toekennen aan het belang van de openbare orde. Daarbij mocht verweerder de aard en ernst van de strafbare feiten en het feit dat eiser bij herhaling tot een gevangenisstraf is veroordeeld meewegen. Ook mocht verweerder betekenis toekennen aan het feit dat eiser de antecedentenverklaring onjuist heeft ingevuld. Afgezet tegen het zwaarwegende belang van de openbare orde heeft verweerder mogen overwegen dat het belang van eiser op het uitoefenen van het recht op familieleven minder zwaar weegt.
12. Van objectieve belemmeringen voor referente om het familieleven met eiser in Marokko uit te oefenen is verder niet gebleken. Eiser heeft een baan in Marokko en hij kan zich goed redden. Verder is niet onderbouwd dat de zus en broers van referente niet voor de vader van referente kunnen zorgen in Nederland. Bovendien heeft verweerder in de besluitvorming betrokken dat referente en haar vader bij eiser in Marokko kunnen gaan wonen.
13. Alles in samenhang bezien heeft verweerder de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM niet ten onrechte in het nadeel van eiser laten uitvallen.
Conclusie
14. Verweerder heeft de gevraagde mvv terecht geweigerd. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Verweerder hoeft daarom aan eiser geen proceskosten te vergoeden.