ECLI:NL:RBDHA:2024:20178
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 3 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 4 november 2024 niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser, die stelt Libische nationaliteit te hebben, verzoekt de rechtbank om alle processtukken als herhaald en ingelast te beschouwen en betoogt dat hij in Zwitserland geen eerlijk proces zal krijgen, in strijd met artikel 6 van het EVRM, en dat er sprake is van racisme en discriminatie in Zwitserland.
De rechtbank overweegt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing is en dat hij niet kan aantonen dat hij in Zwitserland een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met de mensenrechten. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaart het beroep kennelijk ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, en eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, in aanwezigheid van griffier J.F. Elzenaar, en is openbaar gemaakt.