ECLI:NL:RBDHA:2024:20168

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
C/09/675069 / JE RK 24-1986
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige in Den Haag

Op 15 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag, betreffende een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2008. De kinderrechter heeft eerder op 4 november 2024 een spoedmachtiging verleend voor een tijdelijke opname van de minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, die liep tot 18 november 2024. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 november 2024 waren de minderjarige, zijn advocaat, de moeder en de vader aanwezig. De kinderrechter heeft de minderjarige naar zijn mening gevraagd en de aanwezigen hebben kunnen reageren op zijn verklaring.

De moeder heeft het ouderlijk gezag over de minderjarige en heeft ingestemd met het verzoek van het college voor een gesloten plaatsing. Het college heeft ernstige zorgen geuit over de veiligheid en het welzijn van de minderjarige, die betrokken zou zijn bij een crimineel netwerk en dreigingen zou ervaren van rivaliserende groepen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de problemen van de minderjarige te behandelen en dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is om zijn veiligheid te waarborgen.

De kinderrechter heeft de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verleend voor de duur van zes maanden, van 15 november 2024 tot 15 mei 2025. De kinderrechter benadrukt dat de gesloten plaatsing niet langer mag duren dan strikt noodzakelijk en dat er gewerkt moet worden aan een terugplaatsing bij de moeder of een plaatsing op een open groep. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 3 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/675069 / JE RK 24-1986
Datum uitspraak: 15 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag,
hierna te noemen: het college,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
advocaat: mr. L.E. Buiting te Gouda.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in ' [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 4 november 2024 heeft de kinderrechter in deze rechtbank een spoedmachtiging verleend om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp van 4 november 2024 tot 18 november 2024. Het verzoek is voor het overige aangehouden.
1.2.
De kinderrechter neemt nu ook de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • de beschikking van 4 november 2024;
  • het e-mailbericht van het college met bijlagen van 13 november 2024;
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 14 november 2024.
1.3.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] en [naam 2] namens het college;
  • [de minderjarige] , bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder;
  • de vader.
1.4.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter, in het bijzijn van zijn advocaat. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft bij [jeugdzorginstelling] .

3.Het verzoek

3.1.
Het college verzoekt een machtiging om [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.
3.2.
Het college heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er zijn ernstige zorgen over de veiligheid en het welzijn van [de minderjarige] , vanwege een patroon van weglopen, betrokkenheid bij een crimineel netwerk, signalen van dreiging vanuit rivaliserende (jeugd)groepen en aanhoudende conflicten in de thuissituatie bij de moeder. Aangezien zowel in de thuissituatie bij de moeder dan wel de vader als in een open instelling zijn veiligheid niet gewaarborgd kan worden, meent het college dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is. [de minderjarige] lijkt baat te hebben bij de duidelijkheid en structuur die hem bij [jeugdzorginstelling] wordt geboden. Het is belangrijk dat de komende maanden gestart wordt met een passend behandeltraject voor [de minderjarige] . Daarnaast moeten de vrijheden van [de minderjarige] stapsgewijs worden opgebouwd, zodat hij hier op een goede manier mee leert omgaan. Het is de bedoeling dat hij weer teruggeplaatst wordt bij de moeder, eventueel met een tussenstap op een open groep (in de buurt van [plaatsnaam] ). Daarvoor dient er wel meer zicht te zijn op de vermeende dreigingen.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens [de minderjarige] is verweer gevoerd tegen de verzochte duur van de gesloten machtiging. [de minderjarige] begrijpt dat een plaatsing thuis of op een open groep op dit moment geen optie is. Hij is gemotiveerd om aan zichzelf te werken en zich vanaf nu bezig te houden met school, sporten en werken. [de minderjarige] verblijft nu enkele dagen bij [jeugdzorginstelling] en de structuur en duidelijkheid die hem daar geboden wordt doen hem goed. Het doel van de gesloten plaatsing is om [de minderjarige] in korte tijd te stabiliseren, zodat hij daarna terug kan naar huis of naar een open instelling. [de minderjarige] vindt de verzochte termijn van zes maanden echter te lang en dit kan ook demotiverend werken. Daarbij komt dat de zorgen voor een groot deel zien op de (vermeende) dreigingen, terwijl nog onvoldoende duidelijk is of er sprake is van een reëel gevaar. Dit moet de komende maanden onderzocht worden. Primair wordt daarom verzocht om de gesloten machtiging slechts toe te wijzen voor de duur van drie maanden met afwijzing van het overige. Subsidiair wordt verzocht om toewijzing voor de duur van drie maanden met aanhouding van het overige. Over drie maanden moet dan blijken hoe het gaat en of een langere gesloten plaatsing nodig is.
4.2.
De moeder heeft ingestemd met het verzoek. De moeder maakt zich grote zorgen over de veiligheid van [de minderjarige] . Hoewel zij hem het liefst thuis heeft wonen, ziet zij in dat dat momenteel geen optie is. De moeder vindt het belangrijk dat er diagnostiek wordt verricht zodat de juiste behandeling voor [de minderjarige] ingezet kan worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter overweegt dat uit de informatie blijkt dat het verzoek om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp de instemming heeft van de gezaghebbende ouder. Omdat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6.1.2, derde lid, onder c, van de Jeugdwet, is een ondertoezichtstelling van [de minderjarige] niet vereist.
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [de minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [de minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw)).
5.3.
Daartoe overweegt de kinderrechter dat er grote zorgen zijn over de veiligheid van [de minderjarige] . Zowel de moeder als [de minderjarige] zelf hebben recent contact opgenomen met de politie, omdat [de minderjarige] bedreigd zou worden door leden van een rivaliserende (jeugd)groep, omdat hij een aanslag zou hebben gepleegd. [de minderjarige] kan op dit moment niet bij zijn moeder blijven, omdat hij zich niet houdt aan afspraken, hij meerdere malen is weggelopen, bij de moeder en bij de open groep waar hij was geplaatst én vanwege de dreigingen. Ook bij zijn vader kan hij niet verblijven, omdat er tussen hen sprake is van escalaties die ook leiden tot fysieke agressie. De kinderrechter vindt het positief dat [de minderjarige] zich na enkele dagen vermist te zijn geweest vrijwillig heeft gemeld, wetende dat hij gesloten geplaatst zou worden. Hij verblijft nu enkele dagen bij [jeugdzorginstelling] en lijkt baat te hebben bij de kaders en begrenzing die ze daar bieden. Voor zijn veiligheid is het belangrijk dat hij langer gesloten geplaatst blijft. Een gesloten plaatsing is een tijdelijke maatregel en het is dan ook de bedoeling dat wordt gewerkt aan een terugplaatsing bij de moeder of een plaatsing op een open groep. Het is belangrijk dat er met voortvarendheid diagnostiek wordt verricht, zodat duidelijk wordt met welke problematiek [de minderjarige] kampt en de juiste behandeling voor hem ingezet kan worden. Daarnaast moet er meer zicht komen op de dreigingen en de veiligheidsrisico’s voor [de minderjarige] en de andere gezinsleden. Verder moeten de vrijheden van [de minderjarige] de komende tijd stapsgewijs worden opgebouwd, zodat de kans minder groot is dat hij terugvalt in zijn oude (wegloop)gedrag en het vertrouwen van de ouders in hem kan worden hersteld. Gelet op de forse zorgen die er zijn en de nodige stappen die er de komende tijd gezet moeten worden, acht de kinderrechter de verzochte duur van zes maanden passend en geboden. De kinderrechter benadrukt daarbij wel dat een gesloten plaatsing niet langer mag duren dan strikt noodzakelijk is. Indien een terugplaatsing bij de moeder of een plaatsing op een open groep eerder mogelijk is, kan het college dat in samenspraak met de moeder en [de minderjarige] realiseren.
5.4.
De kinderrechter zal de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen, en wel voor de periode van zes maanden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 15 november 2024 tot 15 mei 2025.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2024 door mr. R. van Zeijst-Repelaer van Driel, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.M. Dreef als griffier, en op schrift gesteld op 3 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.