ECLI:NL:RBDHA:2024:20146

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
NL24.46143
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring van Duitse onderdaan en onmiddellijke invrijheidstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 december 2024 uitspraak gedaan over de bewaring van een Duitse onderdaan, eiseres, die in Nederland geen rechtmatig verblijf heeft. Eiseres was in juli 2024 vanuit bewaring naar Duitsland uitgezet, maar kwam frequent terug naar Nederland, waar zij op 20 november 2024 opnieuw in bewaring werd gesteld. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring niet noodzakelijk en niet proportioneel was, aangezien verweerder had moeten volstaan met een lichter middel om de terugkeer naar Duitsland te verzekeren. De rechtbank constateerde dat verweerder onvoldoende voortvarend had gehandeld in het vertrektraject van eiseres, die al 14 dagen in bewaring was gehouden zonder dat duidelijk was wanneer zij zou terugkeren naar Duitsland. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, gelastte de onmiddellijke invrijheidstelling van eiseres en wees een schadevergoeding van € 1.400,- toe, evenals een proceskostenvergoeding van € 875,- aan de gemachtigde van eiseres. De rechtbank benadrukte dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was, omdat verweerder niet adequaat had gereageerd op de situatie van eiseres en niet had voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en noodzakelijkheid.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.46143
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 3 december 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres],

geboren op [geboortedag] 2003, Duitse nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer],
eiseres,
(gemachtigde: mr. D.P.J. Cain),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. M. Volker).

Zitting hebben

Mr. S. van Lokven rechter
mr. F.A.E. van de Venne griffier

Procesverloop

Verweerder heeft eiseres op 20 november 2024 in bewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Eiseres heeft op 22 november 2024 beroep ingesteld tegen de oplegging van de maatregel. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 27 november 2024 een aanbiedingsbrief aan het dossier toegevoegd.
De rechtbank heeft op 28 november 2024 een bericht aan verweerder in het dossier geplaatst met de navolgende inhoud:
(…)
De rechtbank wijst verweerder er op dat, anders dan in de aanbiedingsbrief is vermeld,
het verslag van het vertrekgesprek van 26 november 2024, niet aan het dossier is
toegevoegd. De rechtbank verzoekt verweerder om dat alsnog te doen. De rechtbank
verzoekt verweerder tevens om te verduidelijken op welke wijze een lp is aangevraagd,
meer in het bijzonder of en zo ja welke documenten zijn gevoegd bij het verzoek aan de
Duitse autoriteiten. De rechtbank verzoekt verweerder om deze gevraagde informatie
uiterlijk op 2 december 2024 om 12:00 uur te verstrekken.
(…)
Verweerder heeft aan het verzoek van de rechtbank voldaan.
De rechtbank heeft het beroep op 3 december 2024 op zitting behandeld. Eiseres heeft afstand gedaan van haar recht om in persoon te worden gehoord over de aan haar opgelegde vrijheidsontnemende maatregel. De gemachtigde van eiseres heeft voorafgaand aan de zitting aangegeven niet te zullen verschijnen en heeft beroepsgronden in dit bericht vermeld. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- gelast de onmiddellijke invrijheidstelling van eiseres;
- beveelt de onmiddellijke opheffing van de maatregel van bewaring;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 1.400,-, te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 875,00.

Overwegingen

1. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken en eiseres de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000, als zware gronden vermeld dat eiseres:
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en zij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden vermeld dat eiseres:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
2. Eiseres heeft als beroepsgronden aangevoerd dat de wisseling tussen de strafrechtelijke en vreemdelingrechtelijke bevoegdheden bij de aanhouding dubieus is en dat eiseres op een onjuiste grondslag is opgehouden. Eiseres heeft zich overigens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder had moeten volstaan met de oplegging van een lichter middel en dat verweerder overigens onvoldoende voortvarend werkt aan de terugkeer van eiseres naar Duitsland. De rechtbank zal daarom de onmiddellijke invrijheidstelling van eiseres gelasten en motiveert dit als volgt.
4. Bij beschikking van 23 april 2024 is vastgesteld dat eiseres, die de Duitse nationaliteit heeft, geen rechtmatig verblijf op grond van het Unierecht in Nederland heeft. Dit besluit staat in rechte vast. Omdat eiseres niet heeft voldaan aan de in die beschikking bepaalde termijn om Nederland te verlaten, is eiseres op 23 juli 2024 in bewaring gesteld en op 20 augustus 2024 uitgezet naar Duitsland. Eiseres is vervolgens herhaaldelijk de Duits-Nederlandse grens overgestoken en is, blijkens documenten die aan het dossier zijn toegevoegd en blijkens haar eigen verklaringen, veelvuldig in Venlo. In het bewaringsgehoor heeft eiseres verklaard in de veronderstelling te verkeren dat zij niet in Nederland mocht wonen, maar wel overdag in Nederland op bezoek mocht komen, zolang zij maar ’s avonds zou terugkeren naar Duitsland. Ze heeft verder verklaard naar Nederland te komen omdat de man bij wie zij is niet naar Duitsland mag komen. Eiseres heeft in het bewaringsgehoor ook verklaard dat iemand haar spullen kan komen brengen en zij zelfstandig wil terugkeren naar Duitsland. Eiseres heeft voorts verklaard het niet vol te houden in (DTC) Zeist en dat dit te maken heeft met haar mentale en psychische problemen en dat zij overigens verslaafd is aan heroïne en zij “de vorige keer” in Zeist een dag moest wachten voordat aan haar methadon is verstrekt.
5. In de maatregel is ten aanzien van de beslissing om niet met een lichter middel te volstaan het navolgende overwogen:
(...)
Afweging geen lichter middel:
Betrokkene kan niet aantonen dat zij in land van herkomst een bestendig bestaan heeft
opgebouwd. Om eventueel weer in aanmerking te komen voor een nieuw verblijfsrecht,
moet de burger van Unie, dus betrokkene, niet alleen Nederland hebben verlaten, maar ook
zijn verblijf op dat grondgebied daadwerkelijk en effectief hebben beëindigd, zodat bij haar
terugkeer naar dat grondgebied niet kan worden aangenomen dat haar verblijf in werkelijkheid een voortzetting is van haar vorige verblijf op datzelfde grondgebied.
Uit feiten en omstandigheden blijkt dat betrokkene haar bestendig bestaan niet heeft
opgebouwd in een ander EU land, waardoor betrokkene geen rechtmatig verblijf meer heeft.
Betrokkene verklaard telkens op en neer te reizen van Duitsland naar Nederland vanaf het
moment dat ze gedwongen is uitgezet naar Duitsland.
Betrokkene houd haar niet rechtmatig verblijf zelf in stand en onderneemt geen enkele actie om daadwerkelijk terug te keren. Dit maakt middels bovenstaande gronden en motivering dat er een risico is dat betrokkene zich onttrekt aan enig toezicht op vreemdelingen en de eventuele voorbereiding op vertrek ontwijkt.
(…)
Daarbij is afgewogen of op betrokkene een afdoende minder dwingende maatregel doeltreffend is toe te passen. Gezien de bovenstaande gronden en motiveringen is vervolgens overwogen dat daarvan in het onderhavige geval geen sprake (meer) is. Door betrokkene is ook niet overtuigend gesteld dat een dergelijke maatregel voor de daadwerkelijke effectuering van diens vertrek kan volstaan.
De door de vreemdelinge aangevoerde omstandigheden, te weten:
Ik wist niet dat ik niet naar Nederland mocht komen. Ik dacht dat ik hier op bezoek mocht
komen. Ik reis op en neer van Duitsland naar Nederland. Ik hou het niet vol in Zeist.
welke zouden moeten leiden tot (het voortzetten van) een minder dwingende maatregel maakt diens inbewaringstelling niet onevenredig bezwaarlijk omdat:
MEDISCH:
Uit het dossier van betrokkene is niet gebleken dat hij onder medische behandeling staat.
Betrokkene verklaart heroïne verslaafd te zijn. Vanuit het cellencomplex te Venlo is een GDD arts in kennis gesteld van haar verslavingen.
(…)
6. De rechtbank overweegt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom de maatregel niet onevenredig bezwarend is in verband met de verslaving van eiseres, maar acht de verdere motivering onvoldoende deugdelijk. Voor zover is gemotiveerd dat eiseres geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland, is dit weliswaar juridisch juist, maar blijkt hier niet uit waarom de oplegging van een lichter middel niet tot het vertrek van eiseres naar Duitsland zal leiden.
Eiseres is in een parkeergarage in Venlo staandegehouden omdat zij zich niet kon legitimeren en is, na te zijn bekeurd, vervolgens overgedragen aan de vreemdelingenketen. Eiseres is gehoord op het politiebureau in Venlo waar is vastgesteld dat eiseres de Duitse nationaliteit heeft en geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft.
7. Verweerder is niet bevoegd om eiseres zonder instemming van de Duitse autoriteiten naar Duitsland te brengen. Eiseres heeft evenwel aangegeven zelfstandig te willen vertrekken en te willen terugkeren naar Duitsland. Het politiebureau waar eiseres is gehoord over de mogelijk op te leggen maatregel is een paar kilometer verwijderd van de Duitse grens en verweerder heeft tijdens het bewaringsgehoor de identiteit en Duitse nationaliteit van eiseres vastgesteld. Het doel van de maatregel is de terugkeer naar Duitsland te verzekeren. Niet valt in te zien waarom verweerder niet heeft volstaan met de oplegging van een lichter middel en eiseres in de gelegenheid heeft gesteld zelf naar Duitsland terug te keren zoals ze in het gehoor ook heeft verzocht. Voor zover verweerder vreesde dat eiseres indien zij het politiebureau zou verlaten zich naar het centrum van Venlo zou begeven, kan de rechtbank zich ook voorstellen dat verweerder eiseres zou hebben afgezet bij de bushalte om de bus naar Kaldenkirchen te nemen, zoals eiseres geregeld doet of om eiseres met de auto tot aan de grens te brengen om zo te zien of eiseres daadwerkelijk Nederland verlaat. Verweerder heeft het onttrekkingsrisico in beginsel deugdelijk gemotiveerd. Door eiseres een paar kilometer te begeleiden naar de Duitse grens, had dit onttrekkingsrisico zich echter niet kunnen verwezenlijken.
8. Indien verweerder had gekozen voor de oplegging van een lichter middel, had eiseres op 20 november 2024 kunnen terugkeren naar Duitsland. De rechtbank overweegt dat het in deze specifieke situatie niet noodzakelijk is geweest om eiseres in bewaring te stellen om deze terugkeer te effectueren. De motivering in de maatregel dat “een dergelijke maatregel voor de daadwerkelijke effectuering van diens vertrek niet kan volstaan” acht de rechtbank dan ook weinig begrijpelijk.
9. Ten tijde van het onderzoek ter zitting wordt eiseres reeds 14 dagen in bewaring gehouden om haar per vliegtuig naar Düsseldorf te kunnen laten terugkeren en is nog niet duidelijk wanneer dit feitelijke vertrek zal plaatsvinden. De rechtbank overweegt dat verweerder in dit geval had moeten volstaan met de oplegging van een lichter middel omdat het met de maatregel beoogde doel dan aanmerkelijk eerder zou zijn bereikt. Het in deze omstandigheden opleggen van een bewaringsmaatregel is niet noodzakelijk om de terugkeer te verwezenlijken. Hoewel in de maatregel is overwogen dat, gelet op de bevestiging van de door eiseres opgegeven personalia door het Gemeenschappelijke Grens Coördinatie centrum van de KMar, “de verwijdering naar Duitsland niet lang hoeft te duren” en de Duitse autoriteiten medewerking verlenen aan de verstrekking van een reisdocument, overweegt de rechtbank dat het in bewaring stellen en het in bewaring houden van tenminste twee weken niet proportioneel en niet evenredig is om de uitzetting te effectueren. De rechtbank acht hierom de maatregel van aanvang af onrechtmatig. Dat een buskaartje, enkele reis, naar Kaldenkirchen aanmerkelijk goedkoper is dan het gedurende (meer dan) 14 dagen in bewaring houden van eiseres en dat het vergezellen van eiseres vanaf het politiebureau in Venlo waar zij is gehoord naar het busstation of naar de Duitse grens aanmerkelijk minder inzet van capaciteit van verweerder behoeft, is geen reden voor de opheffing van de maatregel, maar verduidelijkt wel dat verweerder maatwerk moet leveren bij de bewaringsprocedure en niet standaardmatig zijn protocollen moet volgen.
10. Daargelaten dat verweerder had moeten volstaan met de oplegging van een lichter midden en in de maatregel bovendien niet deugdelijk is gemotiveerd waarom dit niet is gedaan, overweegt de rechtbank dat verweerder ook onvoldoende voortvarend heeft gewerkt aan de gedwongen terugkeer van eiseres naar Duitsland. De rechtbank benadrukt dat dit een zelfstandige reden is om de maatregel van aanvang af onrechtmatig te achten en motiveert dit als volgt.
11. Eiseres is op 20 augustus 2024 eerder door verweerder naar Duitsland verwijderd. In de bewaringsmaatregel is vermeld dat de door eiseres opgegeven persoonsgegevens zijn bevraagd via het Gemeenschappelijke Grens Coördinatie centrum van de KMar en de door eiseres opgegeven identiteit en nationaliteit zijn bevestigd en daarmee zijn vastgesteld. In de maatregel is tevens vermeld, zoals hiervoor reeds overwogen, dat de verwijdering naar Duitsland daarom niet lang hoeft te duren en eiseres dan ook niet onnodig lang in vreemdelingendetentie hoeft te verblijven, te meer nu ook is gebleken dat de Duitse autoriteiten medewerking verlenen aan het verstrekken van een vervangend reisdocument.
De rechtbank overweegt dat gelet op deze concrete feiten en omstandigheden niet valt in te zien waarom eerst met eiseres, die op 20 november 2024 om 20:58 uur in bewaring is gesteld, op 25 november 2024 een vertrekgesprek wordt gehouden van een kwartier om haar uit te leggen hoe de terugkeerprocedure zal verlopen. Een vertrekgesprek kan in beginsel worden aangemerkt als een verwijderingshandeling. In dit geval valt echter niet in te zien waarom niet onverwijld na de inbewaringstelling contact is opgenomen met de Duitse autoriteiten die immers enkele maanden geleden eiseres ook hebben teruggenomen.
12. Verweerder heeft ervoor gekozen om op 25 november 2024 een vertrekgesprek van een kwartier te houden om uit te leggen dat eiseres dient terug te keren naar Duitsland, daarvoor een LP zal worden aangevraagd en eiseres kan aangeven naar welke luchthaven zij wil vertrekken. Uit de op verzoek van de rechtbank verschafte informatie blijkt dat op 26 november 2024 is gestart met de lp-aanvraag, dat de DIA op 28 november 2024 is gebleken dat is verzuimd om het Duitse aanvraagformulier mee te zenden en dat op 2 december 2024 een complete lp-aanvraag aan de Duitse ambassade is verzonden. De rechtbank overweegt dat het verzenden van een complete lp-aanvraag de enige verwijderingshandeling is die tot afgifte van het benodigde reisdocument kan leiden en dat, gelet op de eerdere recente verwijdering en gelet op de omstandigheid dat de identiteit en nationaliteit reeds waren bevestigd ten tijde van de oplegging van de maatregel, verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld door deze specifieke vertrekhandeling pas op 2 december 2024 te verrichten. Tijdens het onderzoek ter zitting is nog geen lp verstrekt of toezegging van de verstrekking van een lp door de Duitse autoriteiten ontvangen. Eiseres is een Unieburger en de Duitse autoriteiten hebben enkele maanden geleden ingestemd met de gedwongen terugkeer vanuit bewaring van eiseres naar Duitsland. Deze specifieke omstandigheden hadden aanleiding voor verweerder moeten zijn om allereerst onverwijld na de inbewaringstelling om herhaalde afgifte van een lp te verzoeken en niet eerst standaardmatig een vertrekgesprek te houden om eiseres te informeren over het traject dat wordt ingezet. Door de keuze van verweerder om eerst een vertrekgesprek te houden en uiteindelijk op de twaalfde dag na de dag waarop eiseres in bewaring is gesteld contact op te nemen met de Duitse autoriteiten, heeft de bewaring reeds nu onnodig lang geduurd terwijl bovendien ten tijde van de zitting nog niet bekend is wanneer de maatregel wordt opgeheven omdat eiseres daadwerkelijk terugkeert naar Duitsland. De rechtbank stelt daarom vast dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gewerkt aan de terugkeer van eiseres naar Duitsland. Het onvoldoende voortvarend handelen van verweerder is een zelfstandige reden om de bewaring van aanvang af onrechtmatig te achten.
13. De rechtbank acht het niet opportuun om de beroepsgronden en de overige rechtmatigheidsaspecten te bespreken, omdat zowel het niet volstaan met de oplegging van een lichter middel, als het onvoldoende voortvarend handelen tot de conclusie leiden dat de maatregel onrechtmatig is opgelegd en tot aan de opheffing door de rechtbank onrechtmatig heeft voortgeduurd.
14. De rechtbank zal eiseres onmiddellijk in vrijheid stellen en eiseres in aanmerking brengen voor schadevergoeding ten laste van de Staat. De rechtbank zal hierbij de standaardmatig toegekende bedragen hanteren en dus bepalen dat aan eiseres een bedrag van € 1.400,- wordt vergoed omdat zij 14 dagen onrechtmatig in bewaring is gehouden.
15. De rechtbank zal omdat het beroep gegrond is ook een proceskostenveroordeling uitspreken en daarbij de standaardmatig toegekende punten en bedragen hanteren en bepalen dat verweerder voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand € 875,00 moet voldoen in verband met het instellen van beroep. Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet de minister de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
De rechtbank heeft melding gemaakt van de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen en de termijn die hiervoor geldt.
Deze uitspraak is aldus uitgesproken in het openbaar op 3 december 2024 door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van mr. F.A.E. van de Venne, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op: 4 december 2024
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.