ECLI:NL:RBDHA:2024:20137

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
NL24.33453
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na intrekking beroep

In deze zaak heeft verzoeker op 16 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag van 20 september 2022. De rechtbank heeft eerder, op 24 juli 2024, het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen twee weken een besluit te nemen. Op 26 augustus 2024 heeft verzoeker opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag. Verweerder heeft op 21 oktober 2024 de asielaanvraag ingewilligd, waarna verzoeker het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is het beroep te vroeg ingediend, omdat de dwangsom nog niet was volgelopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder tot en met 8 augustus 2024 de tijd had om een besluit te nemen en dat er geen besluit is genomen. Hierdoor is het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen als kennelijk ongegrond.

De uitspraak is gedaan op 28 november 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt. Verzoekers die het niet eens zijn met deze uitspraak kunnen binnen 6 weken een verzetschrift indienen bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.33453

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker,

v-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker)
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 16 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag van 20 september 2022.
Bij uitspraak van 24 juli 2024 heeft deze rechtbank en deze zittingsplaats het beroep van 16 januari 2024 gegrond verklaard en daarbij verweerder opgedragen om binnen een termijn van twee weken een besluit op de aanvraag te nemen (ECLI:NL:RBDHA:11937).
Op 26 augustus 2024 heeft verzoeker opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de hierboven genoemde aanvraag.
Bij besluit van 21 oktober 2024 heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd.
Verzoeker heeft het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Bpb. [1] Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat wanneer de wettelijke termijn voor het nemen van een besluit is verstreken, in beginsel een ingebrekestelling is vereist in het geval dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit (voor de eerste keer) beroep wordt ingesteld bij de bestuursrechter. [2] Uit deze jurisprudentie volgt ook dat wanneer de bestuursrechter een termijn heeft gesteld en het bestuursorgaan zich niet aan deze termijn houdt, een nieuwe ingebrekestelling niet is vereist.
3. In haar uitspraak van 22 juli 2024, bekendgemaakt op 24 juli 2024, heeft de rechtbank het eerste beroep van verzoeker tegen het niet tijdig beslissen gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen twee weken na de dag van bekendmaking van de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Ook heeft de rechtbank in die uitspraak bepaald dat verweerder aan verzoeker een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee hij deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500.
4. Uit het beleid van de rechtbank volgt dat in het geval er een opvolgend beroep tegen het niet tijdig beslissen wordt ingesteld voordat de maximale dwangsom is volgelopen, het (opvolgende) beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. [3] Het opleggen van een tweede dwangsom nog voordat de eerste dwangsom is volgelopen, is namelijk in strijd met het systeem van dit soort beroepen. Een opvolgend beroep tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag doet daarmee af aan de rechtskracht van de eerste uitspraak. De rechtbank ziet geen aanleiding om in dit geval anders te oordelen.
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder tot en met 8 augustus 2024 de tijd had om een besluit te nemen. Het is de rechtbank niet gebleken dat verweerder een besluit heeft genomen. Omdat er geen besluit is genomen kan verweerder, gelet op de uitspraak van 22 juli 2024, eerst vanaf 9 augustus 2024 een rechterlijke dwangsom verbeuren. Deze dwangsom was ten tijde van het instellen van dit beroep nog niet volgelopen. Het beroep is te vroeg ingediend.
6. Het beroep zou niet-ontvankelijk zijn verklaard, als verzoeker het beroep niet had ingetrokken. Hieruit volgt dat het verzoek van verzoeker om verweerder te veroordelen in de proceskosten wordt afgewezen als kennelijk ongegrond.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan op 28 november 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van S.A. Sewratan, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Besluit proceskosten bestuursrecht.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:673.
3.Beleid ten aanzien van de beroepen niet tijdig in het vreemdelingenrecht, vastgesteld op 25 maart 2020 (gepubliceerd op rechtspraak.nl).