In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. J.A. Pieters, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op de aanvraag van eiser voor een machtiging tot voorlopig verblijf met als doel 'familie en gezin'. De rechtbank had eerder, op 19 januari 2024, bepaald dat de minister binnen vier weken op deze aanvraag moest beslissen. Eiser stelt dat de minister deze termijn heeft overschreden en dat er daarom beroep kan worden ingesteld. De rechtbank heeft besloten dat het niet nodig is om partijen uit te nodigen voor een zitting en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.
De rechtbank overweegt dat, gezien de eerdere uitspraak, de minister in gebreke is gebleven door niet tijdig een besluit te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister geen verzoek heeft gedaan om een langere termijn en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een langere termijn rechtvaardigen. Daarom heeft de rechtbank de minister opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiser. Tevens is er een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, wat betekent dat eiser gelijk heeft gekregen. Daarnaast is de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 437,50, en het griffierecht van € 187,-. Deze uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de mogelijkheid voor burgers om beroep in te stellen bij overschrijding van wettelijke termijnen.