ECLI:NL:RBDHA:2024:20060

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
NL24.45902
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die door de Minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De eiser, die stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben, heeft tegen het besluit van 18 november 2024 beroep ingesteld. Dit beroep werd tevens aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding. De rechtbank heeft het onderzoek op 27 november 2024 gesloten en heeft de gronden van het beroep op 25 november 2024 ontvangen, terwijl de verweerder op 26 november 2024 een verweerschrift indiende.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring is opgelegd op basis van de openbare orde, omdat er een risico bestaat dat de eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De eiser betwist enkele van de zware gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd, maar de rechtbank oordeelt dat de overige gronden voldoende zijn om de maatregel te rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en wijst ook het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De relevante artikelen van de Vreemdelingenwet 2000 zijn in de uitspraak genoemd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.45902

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. T. Esen),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Kanters).

Procesverloop

Bij besluit van 18 november 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft zich akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Eiser heeft op 25 november 2024 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft op 26 november 2024 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op 27 november 2024 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1988.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft als zware gronden [2] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3j. aan de grens te kennen heeft gegeven een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 Vw 2000 te willen indienen, en zijn aanvraag met toepassing van de grensprocedure niet in behandeling is genomen, niet- ontvankelijk is verklaard of is afgewezen als kennelijk ongegrond;
en als lichte gronden [3] vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser betwist de zware grond 3a en stelt zich op het standpunt dat hij vanuit Luxemburg naar Nederland is overgebracht op grond van de Dublinverordening. Het inreizen in Nederland kan eiser dan ook niet worden tegengeworpen. Voor het overige refereert eiser zich aan het oordeel van de rechtbank.
4. Wat eiser aanvoert omtrent de zware grond 3a, doet niets af aan de feitelijke juistheid van de zware gronden 3b, 3c, en 3d. Nu deze gronden zich feitelijk hebben voortgedaan, konden deze gronden aan de maatregel ten grondslag worden gelegd. Met betrekking tot de zware grond 3j is van belang dat verweerder deze grond niet heeft gemotiveerd in de maatregel. Daarom kan deze grond geen stand houden. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de overige lichte gronden feitelijk juist en voldoende toegelicht. Deze zware en lichte gronden zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. De beroepsgrond slaagt niet.
5. De rechtbank ziet in de door verweerder en eiser verstrekte gegevens verder ook geen grond om, ambtshalve toetsend, tot het oordeel te komen dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 28 november 2024 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.