Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.Het verzoek tot herstel
Omdat over de dossiers die [bedrijf] nog onder zich had toen de dagvaarding werd uitgebracht nog niet correct is afgerekend.”.
2.De beoordeling
3.Beslissing
€ 441.866,55,
2022,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 juli 2024 een herstelvonnis uitgesproken in de procedure tussen Intrum Nederland B.V. en [bedrijf] B.V. Het herstelvonnis volgt op een verzoek van [bedrijf] om vijf kennelijke fouten in een eerder vonnis van 19 juni 2024 te corrigeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er inderdaad sprake is van kennelijke fouten die voor eenvoudig herstel in aanmerking komen. De eerste fout betreft een onjuiste optelsom in rechtsoverweging 4.29, waar € 414.866,55 staat in plaats van de juiste uitkomst van € 441.866,55. De tweede fout betreft de buitengerechtelijke kosten, waar in plaats van € 40.000,00, zoals ten onrechte is opgeteld, het juiste bedrag € 40,00 moet zijn. De derde fout betreft de startdatum van de contractuele rente, die ten onrechte is vastgesteld op 31 december 2021 in plaats van 31 december 2022. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er meer is toegewezen dan gevorderd in rechtsoverweging 5.2, en dat de vordering moet worden toegewezen voor de na datum dagvaarding afgewikkelde dossiers. De rechtbank heeft het verzoek tot herstel voor de genoemde punten toegewezen en de verbeteringen zijn op de minuut van het vonnis van 19 juni 2024 vermeld. Het meer of anders verzochte is afgewezen, en partijen zijn gelast om de ontvangen grosse of afschrift van het vonnis van 19 juni 2024 te retourneren aan de griffie.