In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres beoordeeld dat is ingediend na een eerdere uitspraak van 6 juni 2024. In die uitspraak werd verweerder, de minister van Asiel en Migratie, opgedragen om binnen acht weken te beslissen op de nareisaanvraag van eiseres. Eiseres stelt nu beroep in omdat verweerder deze termijn niet heeft nageleefd. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk is.
De rechtbank wijst het verzoek van verweerder af om het beroep aan te houden tot het moment dat de nareiszaken behandeld worden, omdat dit de prikkel voor verweerder zou wegnemen om tijdig te beslissen. De rechtbank stelt vast dat het beroep terecht is ingediend, aangezien verweerder niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 200,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast wordt verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 437,50, en het griffierecht van € 187,-. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de gevolgen van het niet naleven van wettelijke termijnen.