Op 4 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag op haar baby door het toedienen van oxycodon. De zaak kwam aan het licht nadat de baby op 9 juli 2022 in het ziekenhuis werd opgenomen en er oxycodon in haar urine en bloed werd aangetroffen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, maar de verdediging pleitte voor integrale vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte.
De rechtbank heeft het dossier en de verklaringen van de verdachte en haar raadsvrouw zorgvuldig bestudeerd. Er werd vastgesteld dat de baby op verschillende momenten in de tijd in de nabijheid was van de verdachte, haar ex-partner en haar zoontje, die ook toegang hadden tot de oxycodon. De rechtbank concludeerde dat er geen sluitend bewijs was dat de verdachte de oxycodon aan de baby had toegediend, en dat het mogelijk was dat de baby het middel op een andere manier had binnengekregen.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan, en sprak haar vrij. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van sluitend bewijs in strafzaken, vooral in situaties waarin de beschuldigingen ernstige gevolgen hebben voor de betrokkenen.