In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 november 2024 uitspraak gedaan over een verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, ingediend door de officier van justitie op 19 november 2024. Het verzoek was gebaseerd op artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Betrokkene, geboren in 1990 in Roemenië en thans verblijvend in een zorginstelling, had eerder een crisismaatregel opgelegd gekregen op 18 november 2024. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 november 2024 zijn verschillende partijen gehoord, waaronder betrokkene, haar advocaat mr. N.J. Batelaan, de psychiater C. van Duijnhoven, en de partner van betrokkene.
De psychiater verklaarde dat betrokkene tijdens de opname tot rust was gekomen en hersteld was, en dat er geen sprake meer was van een crisis. Betrokkene zelf gaf aan dat ze terug naar huis wilde en dat ze trouw was in het innemen van haar medicatie. De rechtbank concludeerde dat het toestandsbeeld van betrokkene zodanig was opgeknapt dat er geen onmiddellijk dreigend ernstig nadeel meer was, en dat betrokkene zich niet verzette tegen de zorg. Hierdoor werd niet voldaan aan de criteria voor een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel.
De rechtbank heeft het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen. De beschikking is gegeven door rechter mr. E.D.A. Geleijns, bijgestaan door griffier mr. V.A.H. Schoorl, en is uitgesproken ter openbare zitting. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.