ECLI:NL:RBDHA:2024:20023

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
C/09/675193 / JE RK 24-2001
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een moeder-kindhuis

Op 21 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], in een moeder-kindhuis. De zaak betreft een verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die als gecertificeerde instelling optreedt. De moeder van [minderjarige] woont in een moeder-kindhuis, waar zij 24-uurs begeleiding ontvangt vanwege haar problematiek, waaronder een licht verstandelijke beperking en onbehandelde PTSS. De vader van [minderjarige] is erkend en heeft ook ouderlijk gezag, maar maakt zich zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder.

De kinderrechter heeft de procedure op 21 november 2024 behandeld, waarbij de moeder en haar advocaat, de vader met zijn advocaat, en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder en [minderjarige] in het moeder-kindhuis voldoende ondersteuning ontvangen, wat essentieel is voor de ontwikkeling van [minderjarige]. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 9 oktober 2025, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

De kinderrechter benadrukte het belang van een veilige hechting tussen [minderjarige] en de moeder en de noodzaak van begeleiding in het moeder-kindhuis. De vader heeft ingestemd met de uithuisplaatsing, maar wenst meer betrokkenheid bij de opvoeding van [minderjarige]. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er in de toekomst gekeken moet worden naar een gunstiger regeling voor de vader, zodat hij een actieve rol kan spelen in het leven van [minderjarige].

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/675193 / JE RK 24-2001
Datum uitspraak: 21 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2024 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. L. da Silva te Den Haag,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. G. van der Steen te Den Haag.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 5 november 2024;
- het verweerschrift van de vader met bijlagen van 20 november 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] en [naam 2] , namens de gecertificeerde instelling;
  • de vader met zijn advocaat;
- de moeder (digitaal aanwezig via een videoverbinding) met haar advocaat.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] woont met de moeder in een moederkind-huis, te weten de [instelling] in [plaatsnaam] .
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 9 oktober 2024 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 9 oktober 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een moederkind-huis voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Na de geboorte van [minderjarige] is zij samen met de moeder naar een geboortehotel gegaan. Het was aanvankelijk de bedoeling dat zij zouden doorstromen naar het Babyhuis. Dit bleek echter geen mogelijkheid doordat de aangeboden hulpverlening onvoldoende zou aansluiten bij de problematiek van de moeder. Doordat er op korte termijn geen moeder-kindhuis in de regio beschikbaar was zijn [minderjarige] en de moeder bij de [instelling] in [plaatsnaam] geplaatst. Op deze locatie ontvangt de moeder vierentwintig uurs begeleiding. Deze begeleiding biedt de moeder de ondersteuning die ze nodig heeft om een stabiele en betrouwbare ouder te zijn. De moeder heeft een belaste voorgeschiedenis, een licht verstandelijke beperking en onbehandelde PTSS waardoor begeleiding vanuit het moeder-kindhuis noodzakelijk is. Daarnaast kan bij het moeder-kindhuis gewerkt worden aan een veilige hechtingsrelatie. De hechting tussen [minderjarige] en de moeder is namelijk essentieel voor een gezonde ontwikkeling. Ook kan de veiligheid van [minderjarige] in het moeder-kindhuis voldoende worden gewaarborgd. De vader wil graag een rol spelen in het leven van [minderjarige] . Doordat hij lang moet reizen voor de bezoekmomenten is de gecertificeerde instelling voornemens om in de toekomst een weekendregeling vast te stellen. Daarnaast wordt onderzocht of de moeder en [minderjarige] in een moeder-kindhuis dichter bij de vader geplaatst kunnen worden.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is ingestemd met het verzochte. De moeder is tevreden over de hulpverlening en ondersteuning vanuit het moeder-kindhuis. Ze geeft aan dat ze ook vrijwillig zou meewerken, maar begrijpt dat het verzoek er ligt. De moeder benadrukt dat ze begrijpt dat de afstand voor de vader als vervelend wordt ervaren. Ze ziet graag dat hij een rol kan spelen in het leven van [minderjarige] . Op dit moment lijkt het de moeder beter om passende hulpverlening te krijgen bij de [instelling] dan geplaatst te worden bij een moeder-kindhuis dichter in de buurt bij de vader waar geen passende hulpverlening wordt aangeboden. Daarbij geeft de moeder wel aan dat indien er een moeder-kindhuis in de buurt van de vader is, die passende hulpverlening biedt, ze daar graag naar toe wil.
4.2.
Door en namens de vader is ingestemd met het verzochte. Voor de vader staat de veiligheid van [minderjarige] voorop. De vader maakt zich zorgen om de psychische gesteldheid en opvoedvaardigheden van de moeder. Hij ziet wel dat de moeder bij het moeder-kindhuis de passende hulpverlening ontvangt. Op dit moment heeft de vader drie keer in de week een bezoekmoment van drie uur met [minderjarige] . Hiervoor heeft hij een reistijd van minimaal vier uur. De vader ziet dan ook graag dat [minderjarige] en de moeder dichter in de buurt kunnen worden geplaatst en dat er in de tussentijd een weekendregeling kan worden opgestart. Ook wil hij meer duidelijkheid over zijn rol als vader en meer betrokken worden bij de opvoeding van [minderjarige] .

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
De kinderrechter oordeelt daartoe als volgt. [minderjarige] is een jonge baby van net één maand oud. Door haar leeftijd is ze kwetsbaar en volledig afhankelijk van haar ouders. Vanwege de persoonlijke problematiek van de moeder verblijft [minderjarige] samen met de moeder in het moeder-kindhuis de [instelling] in [plaatsnaam] . Er zijn zorgen over de basale opvoedvaardigheden van de moeder en haar capaciteit om de veiligheid van [minderjarige] voldoende te kunnen waarborgen. De moeder kan door haar problematiek onvoorspelbaar gedrag vertonen wat een risico vormt voor de veiligheid van [minderjarige] . In het moeder-kindhuis wordt voldoende structuur, stabiliteit en veiligheid geboden zodat het goed blijft gaan met [minderjarige] en de moeder. Het huidige moeder-kindhuis sluit aan bij de problematiek van de moeder en biedt de ondersteuning die ze nodig heeft. Op dit moment heeft [minderjarige] drie keer in de week een bezoekmoment met de vader. De kinderrechter begrijpt dat de lange reisafstand voor de vader als hinderlijk wordt ervaren. Het huidige moeder-kindhuis biedt echter de benodigde hulpverlening voor de moeder waardoor plaatsing van [minderjarige] en de moeder noodzakelijk is voor de ontwikkeling van [minderjarige] . De komende periode dient er echter wel gekeken te worden naar een gunstiger regeling voor de vader. Ook is het belangrijk dat gekeken wordt naar zijn rol als vader. Op dit moment hebben de vader en de moeder geen onderling contact. De vader en de moeder zullen een manier moeten vinden om met elkaar te kunnen communiceren. Het is belangrijk dat ze hier de komende periode mee aan de slag gaan, omdat ze gezamenlijke beslissingen zullen moeten nemen in het belang van [minderjarige] . Daarnaast is het voor [minderjarige] wenselijk dat haar ouders op een passende manier met elkaar kunnen communiceren. Gelet op de ernst van de zorgen wijst de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing toe voor de verzochte duur.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een moederkind-huis met ingang van 21 november 2024 tot 9 oktober 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2024 door mr. J. Visser, kinderrechter, in aanwezigheid van I.M. Kroon als griffier, en op schrift gesteld op 29 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.