Op 21 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], in een moeder-kindhuis. De zaak betreft een verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die als gecertificeerde instelling optreedt. De moeder van [minderjarige] woont in een moeder-kindhuis, waar zij 24-uurs begeleiding ontvangt vanwege haar problematiek, waaronder een licht verstandelijke beperking en onbehandelde PTSS. De vader van [minderjarige] is erkend en heeft ook ouderlijk gezag, maar maakt zich zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder.
De kinderrechter heeft de procedure op 21 november 2024 behandeld, waarbij de moeder en haar advocaat, de vader met zijn advocaat, en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder en [minderjarige] in het moeder-kindhuis voldoende ondersteuning ontvangen, wat essentieel is voor de ontwikkeling van [minderjarige]. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 9 oktober 2025, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
De kinderrechter benadrukte het belang van een veilige hechting tussen [minderjarige] en de moeder en de noodzaak van begeleiding in het moeder-kindhuis. De vader heeft ingestemd met de uithuisplaatsing, maar wenst meer betrokkenheid bij de opvoeding van [minderjarige]. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er in de toekomst gekeken moet worden naar een gunstiger regeling voor de vader, zodat hij een actieve rol kan spelen in het leven van [minderjarige].