ECLI:NL:RBDHA:2024:20017

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
C/09/675932 / FA RK 24-8305
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel op basis van artikel 7:7 Wvggz

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 november 2024 een beschikking gegeven inzake de afwijzing van een verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, ingediend door de officier van justitie. Het verzoek was gebaseerd op artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en betrof een betrokkene die op 18 november 2024 onder een crisismaatregel was geplaatst. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 november 2024 werd vastgesteld dat het toestandsbeeld van de betrokkene zodanig was verbeterd dat er geen sprake meer was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Betrokkene verzet zich niet tegen de zorg en heeft aangegeven dat hij zich vrijwillig zal laten behandelen voor zijn verslaving.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene geen psychotische klachten meer vertoont en dat de eerdere klachten, zoals onrust en waanideeën, gerelateerd waren aan cocaïne-intoxicatie. De arts, M. Jansen, heeft verklaard dat voortzetting van de opname niet nodig is. De moeder van de betrokkene heeft haar zorgen geuit, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat niet voldaan is aan de criteria voor een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel. Daarom heeft de rechtbank het verzoek van de officier van justitie afgewezen.

De beschikking is gegeven door mr. E.D.A. Geleijns, rechter, en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/675932 / FA RK 24-8305
Datum beschikking: 22 november 2024

Afwijzing machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel

Beschikkingnaar aanleiding van het op 19 november 2024 door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[betrokkene] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [instelling] te [plaats] ,
advocaat: mr. A.M.D. Naarden te Den Haag.

Procesverloop

Bij verzoekschrift heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op
18 november 2024 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente
‘s-Gravenhage tot het nemen van de crisismaatregel;
- een op 18 november 2024 ondertekende medische verklaring van S. Kulcu , psychiater, die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 22 november 2024. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- de arts, M. Jansen ;
- de moeder van betrokkene en een vriendin van de moeder ter ondersteuning.
Omdat door de officier van justitie een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht en het de rechtbank ter zitting is gebleken dat diens aanwezigheid ook niet noodzakelijk was om tot een inhoudelijke beslissing te kunnen komen, is de officier van justitie niet gehoord.

Standpunten ter zitting

Door en namens betrokkene is ter zitting naar voren gebracht dat het goed gaat met betrokkene en hij terug naar huis wil. Betrokkene is tijdens de opname in samenspraak met de arts gestopt met de medicatie en dat gaat goed. Betrokkene vindt dat het de goede kant op gaat en wil zich bij de [kliniek] laten behandelen voor zijn verslaving. De advocaat merkt op dat de arts voortzetting van de opname niet nodig vindt.
De arts heeft ter zitting onder meer meegedeeld dat betrokkene op dit moment geen psychotische klachten laat zien. Aan het begin van de opname was er sprake van onrust, waanideeën en achterdocht, wat ook in het kader van cocaïne-intoxicatie leek te passen. Betrokkene is niet behandeld met antipsychotica, omdat de psychotische klachten met intoxicatie door middelen te maken had. Aanvankelijk is betrokkene behandeld met rustgevende medicatie, maar dat is inmiddels niet meer nodig. Er zijn al langer zorgen vanuit de familie over het drugsgebruik van betrokkene. Betrokkene is met spoed doorverwezen naar de [kliniek] en heeft aangegeven dat hij de afspraken zal gaan volgen. Naar het oordeel van de arts is een voortzetting van de crisismaatregel niet nodig.
Door de moeder van betrokkene is ter zitting naar voren gebracht dat het moeilijk voor haar is. Ze wil graag dat betrokkene weer de oude wordt.

Beoordeling

Uit het behandelde ter zitting is gebleken dat het toestandsbeeld van betrokkene inmiddels zodanig is opgeknapt dat er geen sprake meer is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel en dat betrokkene zich niet verzet tegen de zorg. Betrokkene heeft geen psychotische klachten meer en zal zich op vrijwillige basis bij de [kliniek] laten behandelen voor zijn middelenverslaving. Gelet op het voorgaande is niet voldaan aan de criteria voor een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.D.A Geleijns, rechter, bijgestaan door S.H. Chang als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 november 2024.