ECLI:NL:RBDHA:2024:20015

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
NL24.45040
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

Op 2 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de maatregel van bewaring van een eiser met de Ghanese nationaliteit. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie, dat op 14 november 2024 was genomen, waarin de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser zich akkoord had verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep en dat hij op 18 november 2024 de gronden van het beroep had ingediend. De verweerder, de Minister, heeft op 22 november 2024 een verweerschrift ingediend en het onderzoek is op 28 november 2024 gesloten.

De rechtbank overwoog dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was, omdat er een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht onder de Dublinverordening en er een significant risico was dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, die stelde dat hij bereid was mee te werken aan zijn terugkeer, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeerde dat de zware gronden die aan de maatregel ten grondslag lagen, feitelijk juist waren en voldoende onderbouwd. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.45040

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. T. Esen),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Kanters).

Procesverloop

Bij besluit van 14 november 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft zich akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Eiser heeft op 18 november 2024 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft op 22 november 2024 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op 28 november 2024 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Ghanese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1994.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig was, omdat een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden [2] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden [3] vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. In zijn verweerschrift heeft verweerder de zware grond 3d laten vallen, zodat deze niet langer aan de maatregel van bewaring ten grondslag ligt.
4. Eiser voert aan dat hij heeft aangegeven mee te zullen werken aan een terugkeer naar Ghana of een andere verantwoordelijke lidstaat. Voor het overige refereert eiser zich aan het oordeel van de rechtbank.
5. Wat eiser aanvoert, doet niet af aan de feitelijke juistheid van de zware gronden 3a en 3b. Nu deze gronden zich feitelijk hebben voortgedaan, konden deze gronden aan de maatregel ten grondslag worden gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank zijn ook de overige gronden feitelijk juist en voldoende toegelicht. De zware en lichte gronden zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. De beroepsgrond slaagt niet.
6. De rechtbank ziet in de door verweerder en eiser verstrekte gegevens verder ook geen grond om, ambtshalve toetsend, tot het oordeel te komen dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 2 december 2024 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.