ECLI:NL:RBDHA:2024:20014

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
NL24.45896
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over de maatregel van bewaring van een Nigeriaanse eiser in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie, waarbij aan de eiser, een Nigeriaanse man, de maatregel van bewaring is opgelegd. De maatregel is gebaseerd op artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet, en is ingesteld vanwege het belang van de openbare orde en het risico dat de eiser zou onderduiken. De eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet is ingeschreven in de Basisregistratie personen en dat hij geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, wat de gronden voor de maatregel van bewaring versterkt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de zware gronden die aan de maatregel ten grondslag liggen feitelijk juist zijn en dat er onvoldoende bewijs is dat een lichter middel doeltreffend zou zijn. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.45896

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. T. Esen),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Kanters).

Procesverloop

Bij besluit van 15 november 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft desgevraagd ingestemd met een schriftelijke afdoening van het beroep. Eiser heeft op 25 november 2024 de gronden van het beroep ingediend. Op 26 november 2024 heeft verweerder een reactie op de gronden van het beroep ingediend. Op 28 november 2024 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1998.
Maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel gevorderd wordt door het belang van de openbare orde, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zal onderduiken. Verweerder heeft als zware gronden [2] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3g. in het Nederlandse rechtsverkeer gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste documenten;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden [3] vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
3. Eiser betwist de lichte grond 4c en voert aan dat hij zich weliswaar met een valse identiteit heeft geprobeerd in te schrijven bij de gemeente Uitgeest, maar hieruit blijkt wel dat hij een vaste verblijfplaats heeft. Zijn broer en vriendin wonen in [plaats] waar eiser regelmatig verblijft. Eiser verblijft dan ook op kenbare adressen en zal niet vluchten.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser niet is ingeschreven in de Basisregistratie personen. Gelet hierop heeft verweerder terecht als grond 4c opgenomen dat eiser niet beschikt over een vaste woon- of verblijfplaats. Deze grond is dan ook feitelijk juist. De enkele stelling van eiser dat hij op een adres (bij zijn broer en/ of vriendin) verblijft, is onvoldoende om te spreken van een vaste woon- of verblijfplaats. Het is aan eiser om dit nader te onderbouwen. Verweerder heeft in de maatregel terecht overwogen dat het ontbreken van een vaste woon- of verblijfplaats ervoor zorgt dat eiser niet traceerbaar is, hetgeen bijdraagt aan het risico op onderduiken.
5. De rechtbank stelt vast dat eiser de overige gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen niet heeft betwist. De rechtbank is van oordeel dat de zware gronden 3a, 3b, 3g en 3i feitelijk juist zijn. Verweerder heeft daarnaast voldoende toegelicht dat de lichte gronden bijdragen aan een significant risico op onderduiken. De zware en lichte gronden zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen.
Lichter middel
6. Eiser voert verder aan dat hij van plan was zijn illegale situatie te formaliseren door een verblijfsvergunning aan te vragen op grond van verblijf bij zijn vriendin, [naam] . Eiser wacht slechts op het juiste moment om een verblijfsvergunning aan te vragen en dat zijn vriendin voldoet aan alle criteria. Daarbij heeft eiser een e-mail van zijn vriendin overgelegd. Gelet hierop had verweerder moeten volstaan met een lichter middel.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend kan worden toegepast. Er zijn immers, zoals hiervoor vermeld, voldoende gronden aanwezig om de maatregel van bewaring te dragen, waarmee het significante risico op onderduiken vaststaat. Dat eiser niet de intentie heeft om in de illegaliteit te verdwijnen en wachtte op het juiste moment om een verblijfsvergunning aan te vragen, doen daar niet aan af. Nog daargelaten dat eiser zijn relatie met zijn vriendin niet heeft aangetoond, maakt een e-mail van zijn gestelde vriendin ook niet dat volstaan kan worden met een lichter middel. Daarbij is bovendien van belang dat er geen sprake is van een lopende aanvraag.
Ambtshalve toets [4]
8. Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring in de te beoordelen periode op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 2 december 2024 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.