ECLI:NL:RBDHA:2024:20011
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft verzoeker op 20 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) van 21 juni 2022. De rechtbank heeft op 15 november 2023 vastgesteld dat de Nederlandse ambassade in Rabat gemachtigd is om aan verzoeker een mvv te verlenen. Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft uitspraak gedaan buiten zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag om verlening van een mvv, niet-ontvankelijk is. Dit is omdat de aanvraag inmiddels is ingewilligd, waardoor verzoeker geen procesbelang meer heeft. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verzoeker terecht beroep heeft ingesteld vanwege het niet tijdig beslissen, en heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten. De kosten zijn vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, en het door verzoeker betaalde griffierecht van € 187 moet door verweerder worden vergoed.
De rechtbank heeft de volgende beslissingen genomen: het beroep is niet-ontvankelijk verklaard, verweerder is veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoeker, en verweerder moet het griffierecht aan verzoeker vergoeden. Deze uitspraak is gedaan op 26 november 2024 door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.