ECLI:NL:RBDHA:2024:20005
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting
Op 2 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, geboren in Trinidad en Tobago, had bezwaar aangetekend tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat op 27 september 2023 was genomen. Dit bezwaar werd door de minister op 23 april 2024 kennelijk ongegrond verklaard. De verzoeker had verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zijn uitzetting zou worden opgeschort totdat er een beslissing op zijn beroep zou zijn genomen.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien er onverwijlde spoed vereist is. Echter, aangezien het beroep van de verzoeker met zaaknummer NL24.17865 op dezelfde dag ongegrond is verklaard, was er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Lindeijer als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.